Koos werkt al 25 jaar als fietshandhaver: “Zonder fietshandhaving kun je niet”

Het kan elke Stadjer overkomen: je hebt je fiets even snel ergens geparkeerd en het volgende moment is hij weg. Grote kans dat Koos Tempel van de fietshandhaving jouw fiets heeft meegenomen.

Met een koffiekopje in zijn ene hand en een sigaret in de ander zit Koos voor de keet op het Damsterdiep. Hier begint hij elke ochtend zijn werkdag. Al 25 jaar werkt hij als fietshandhaver, al een dikke 44 jaar bij de Gemeente Groningen.

Samen met collega Yulian Nijboer doet Koos een controleronde door de stad. In de – voor vele Groningers bekende –  rode ophaalwagen vertrekt hij naar het centrum. “Ik ben op 1 februari 1979 bij de gemeente gekomen”, vertelt Koos onderweg. “Het was een dikke winter, dus ik werd goed ingepeperd met sneeuw. Ik zou het allemaal zo weer overdoen. Als je bijna twintig bent en bij de gemeente werkt, jongen, dat is zo mooi.”

We zijn hier niet om burgers te pesten’

Als fietshandhaver is het aan Koos de taak om te controleren of burgers hun fiets juist parkeren én niet te lang op dezelfde plek. Er zijn in Groningen speciale zones vastgesteld die vrij moeten zijn van fietsen. Die gebieden staan duidelijk aangegeven met borden, soms wel drie.

Koos legt uit waarom het zo belangrijk is dat je als Stadjer normaal en op de juiste plek je fiets parkeert. “De weg moet vrij zijn voor hulpdiensten, zoals ambulances, brandweerauto’s en politiewagens. Maar denk ook aan mensen met een rollator of slechtzienden en we willen niet dat die ondersteboven vallen doordat een fiets lekker wild geparkeerd staat.”

Toch vertikken veel Stadjes het om hun fiets normaal te parkeren. En dan komt Koos in actie: elke dag verplaatst, verwijdert en herbergt hij fietsen. Dat begint met een felgekleurde sticker waarop staat dat je je fiets binnen 15 minuten weg moet halen. “We geven iedereen de kans om zijn fiets weg te halen. Wij zijn hier niet om de burgers te pesten, he”, vertelt Koos. “Wij willen alleen dat deze prachtige stad veilig is voor iedereen.”

Spoed

“Mensen doen net alsof ze gek zijn. Er staat duidelijk ‘fietsen worden verwijderd’, maar ze zetten de fietsen er gewoon weer neer. Omdat deze vakken zijn gemarkeerd als ‘spoedeisend’ worden de fietsen direct weggehaald.

Zelfs een dubbel kettingslot maakt daar geen verandering in. Met een slijptol, een hele hoop lawaai en vuurvonken zaagt de Groninger een slot van een Swapfiets door. “Het verschilt hoeveel fietsen we elke dag weghalen, maar op een drukke dag kan dat wel oplopen tot 150.”

Je wordt weleens uitgescholden

Een groep studenten tuurt door het raam van hun bovenwoning naar de handhaving. Een van hen snelt naar beneden als Koos en zijn collega zich gaan bezighouden met een groep wild geparkeerde fietsen op het trottoir. Voordat de handhavers hun handen er vuil aan kunnen maken, pakt de jongeman zijn fiets en zet hem in een fietsrek.

Koos vertelt dat niet iedereen blij is met zijn harde werk. “Ik word regelmatig uitgescholden”, vertelt de man nuchter. “Ik begrijp hun situatie, maar je moet de medemens ook een beetje helpen. Als ik dan uitleg waarom ik dit doe, dan snappen ze het vaak wel. Het zijn gewoon de emoties.”

Met een volle bak fietsen verlaat hij vervolgens weer het centrum. “We gaan terug naar de keet op het Damsterdiep”, vertelt hij. Daar blijven de fietsen 24 uur staan. “Zo geven we de burgers de kans om hun fiets zonder kosten op te halen.” Doen ze dat niet, dan gaan de fietsen naar het A-vak in Vinkhuizen. Daar moet je wel 25 euro betalen. Fietsen die niet worden opgehaald, worden eigendom van de gemeente.

Goud waard

Je kan niet zonder fietshandhaving”, vertelt Koos. “Je ziet echt dag en nacht verschil. Normaal gesproken stond het hier helemaal vol, maar nu is het meer gangbaar.”

Fietsen verplaatsen, kwaaie fietseigenaren tot rust brengen en kettingsloten doorzagen – Koos is van alle markten thuis. “We zorgen ervoor dat alles netjes is”, vertelt de handhaver. “Dat geeft voor iedereen een fijne voldoening. En dan zie ik je ook later: ook al werk je voor de gemeente, je bent toch een beetje goud waard.”