Sybille van Griethuysen – Constantijn Huygens en dominee Eydelshemius – Beno’s Stad 48 (22-12-1999)

Op de Nijenborg (op het huidige Zernikecomplex) presenteerde de 17e-eeuwse Sybille van Griethuysen zich als dichteres. In deze Beno’s Stad belicht Beno Hofman haar leven en dichtwerk. Ze was getrouwd met apotheker Wytzema, maar had meerdere aanbidders, waaronder Constantijn Huygens en in haar woonplaats Appingedam dominee Eydelshemius. Ze maakte o.a. in 1659 een lofdicht voor een in Groningen gesloten Oranje-huwelijk. #BenosStad

► Beschrijving
Ja, deze vreugd drijft van ons af.
Des werelds zoetste geur.
Men vat al zo ons heilands staf.
En kampt ten hemel deur.

Zo dichtte Sybille van Griethuysen in 1652.
En hier in de Paddepoel op deze plek stond de Nijenborg en daar las ze deze regels en andere van haar brouwsels voor aan haar collega-dichters.

Sybille van Griethuysen werd in 1621 geboren in het Gelderse Buren.
Ze leerde Latijn en was al vroeg geïnteresseerd in theologie.
Haar ouders hadden doopsgezinde sympathieën maar Sybille werd zelf gereformeerd.
In 1638 trouwde ze de Friese apotheker Upke Wytzema en vestigde zich met hem in Kollum.
In 1644 verhuisde het paar naar Appingedam waar twee dochters werden geboren.

Sybille stond kritisch tegenover de ontwikkelingen in de kerk.
In Appingedam werd ze daarin gevoed door één van de twee Damster predikanten, Sybrandus Eydelshemius..

In haar eerste dichtbundel, Sybille van Griethuysen In rym gestelde claeg-liederen Jeremiae, hield ze het nog wat algemeen.
Maar een jaar later had Sybille het in Spreeckende schildery duidelijk over haar eigen gemeente.
Waarbij ze de ene dominee Eydelshemius alle lof toedichtte en de ander, zijn collega Laurentius Pimperling, de grond in boorde.

Of iemand vurig schijnt
In godes huis gezeten
Tot aan de predikstoel
Bedroeft en vrij bekreten
Of klimt er bovenop
En raast en kijft en vecht
Op het volkje zonder grond
Dat niet als gruwels vlecht

De dichteres was een graag geziene gast op de Nijenborg in de Paddepoel
De borg behoorde aan koopman Johan van Nijenborgh die zelf ook wat dichtte.
Hoewel zijn eigen gedichten weinig niveau hadden was Van Nijenborgh als gastheer onovertroffen.
Door hem ontwikkelde de Nijenborg zich tot het Groningse literair centrum van de zeventiende eeuw.

Sybille was erg geliefd bij haar mannelijke collega-dichters.
Dat kwam waarschijnlijk niet alleen doordat ze zo mooi kon dichten.
In 1648 wist Sybille zelfs de beroemde Hollandse dichter Constantijn Huygens voor zich te winnen.
Huygens behoorde tot het gevolg van prins Willem II die naar Groningen kwam om het zoveelste conflict tussen de stad en de ommelanden op te lossen.
Constantijn Huygens maakte hierbij een gedicht in het Latijn en Sybille was zo slim het te vertalen en aan hem voor te leggen.

O, droevig Groningen!
al ’t spatie van uw landen
straalt noch een vreed’ ophanden,
en dat den hemel spaart zijn tranen dik en nat
beduidt waarachtig wat.

Constantijn Huygens kon niet nalaten haar met een gedicht te antwoorden.
Natuurlijk dichtte Sybille weer terug en daarna was het nog één keer de beurt aan Huygens
Doordat de prins de Groningse ruzie toen min of meer had opgelost kwam er daarmee een eind aan Huygens verblijf in de stad.
En aan de dichterlijke correspondentie met Sybille.

De Appingedamse dominee Eydelshemius was een andere aanbidder van Sybille.
In 1651 maakte hij samen met haar de Hemelsche troostborne.
In dit boek noemde de dominee haar een peerle onder de vrouwen.
En de sieraad van Appingedam.
Ja, van de ganse provincie.
En zij noemde hem het geleerde hoofd.

Het was Sybille’s echtgenoot, de apotheker Wytzema, die zo zijn bedenkingen had tegen de Appingedamse dominee.
In 1649 had hij in een dronken bui al eens geroepen dat Eydelshemius eigenlijk de schuld was van alle problemen in de Appingedamse kerk.
De kerkeraad had hem daarvoor ernstig vermaand.

Maar toen Wytzema een paar jaar later weer beschuldigend naar Eydelshemius wees werden hij en Sybille onder censuur geplaatst.
Sybille dichtte niet meer en in 1654 verhuisden zij noodgedwongen van Appingedam naar Groningen.

In de stad kreeg Sybille van Griethuysen haar literaire belangstelling terug.
Ze woonde maar een half uur gaans van de Nijenborg en ging daar regelmatig heen.
In 1659 werkte ze mee aan Johan van Nijenborgh’s boek Hofstede.
Ze dichtte daarin ter gelegenheid van het in Groningen gesloten huwelijk tussen Henriëtte Catharine van Oranje en Johan George van Anhalt

Noyt meerder stof
Noyt minder geeft O anhalts vorst
Noyt meerder wil
Noyt minder kracht, Princes d’Orangie
Als daer u hoogheyt treet
Met anhalt, met ascanie
Op ‘t houlijcks ledekant
Maer ay mijn brein bemorst

In 1663 maakte ze nog een lofdicht voor de Amsterdamse dichter Johan Blasius maar daarna viel ze droog.
Tien jaar later ging ze terug naar haar geboorteplaats in Gelderland.
Na het overlijden van haar echtgenoot hertrouwde ze en in 1693 overleed Sybille in Veenendaal als de weduwe Groenevelt.

Van de Nijenborg waar Sybille van Griethuysen haar gedichten voordroeg herinnert nu alleen nog deze straatnaam.
De straat loopt ongeveer over waar de plek waar de borg ooit stond.
Door de aanleg van het Zernikecomplex van de universiteit zijn alle sporen van het oude borgterrein weggewist.
Maar het zou mooi zijn nu het Zernikecomplex binnenkort op de schop gaat dat het oude borgterrein op de een of andere wijze herkenbaar wordt.