Victory Museum worstelt met ‘oorlogsmoeheid’: “Verhalen moeten blijven leven”

nieuws
Foto: Bernard Dijkhuizen / Victory Museum

We moeten er voor zorgen dat mensen niet oorlogsmoe worden. Zo formuleert Heiko Ates van het Victory Museum in Grootegast de belangrijkste opdracht van dit moment. Maar hoe doe je dat? En hoe zorg je ervoor dat verhalen over de Tweede Wereldoorlog verteld blijven worden? Een gesprek met Ates.

Heiko, jarenlang zat je met je museum in Groningen, de laatste jaren in Grootegast. Hoe gaat het?
“Het gaat erg goed. We hebben onlangs de Actie Niet Weggooien gehouden. Het doel van deze actie is om voorwerpen en documenten uit de oorlogsjaren, die nu nog thuis op zolder liggen, te bewaren voor de toekomst. Dat trok veel belangstelling. Dat geldt ook voor een verhalenavond met oorlogsgebeurtenissen die in het Westerkwartier hebben plaatsgevonden. Binnen een week waren alle 120, 130 zitplaatsen gereserveerd. Vanwege het succes denken we na om hier een vervolg aan te geven. En ook met het museum gaat het goed. De bezoekersaantallen zitten in de lift, nadat we met de coronacrisis toch wel moeilijke jaren hebben gehad.”

Toch hoor ik een ‘maar’…
“De afgelopen jaren is er wel iets veranderd. Ik heb hier in het museum oorlogsvoertuigen, tanks en vliegtuigen staan. Lang was het zo dat je zulk soort voertuigen alleen in een museum kon zien. Maar met de oorlog in Oekraïne en de strijd in Gaza is er op televisie en in de krant veel aandacht voor de strijd op het slagveld. Het is niet meer zo leuk om naar een museum als dit te gaan. En dat geldt ook voor mij persoonlijk. Ruim een week geleden was het tachtig jaar geleden dat de gemeente Groningen bevrijd werd. Moet je dan groots uitpakken met een re-enactment en een bevrijdingsoptocht? Wij hebben dat niet gedaan. Het voelt namelijk niet goed dat er niet zo heel ver hier vandaag een oorlog wordt uitgevochten. De onzekerheid over de nabije toekomst versterkt de uitdaging waar wij voor staan: hoe zorgen we ervoor dat mensen niet oorlogsmoe worden?”

Om die vraag dan direct op tafel te leggen: hoe zorg je daar voor?
“We denken na over verschillende wegen. Allereerst zijn we ons wat meer gaan richten op educatie. Bij scholen merken we dat er een grote belangstelling is om iets te organiseren in het thema Tweede Wereldoorlog. Op maandag, dinsdag en donderdag organiseren we tours waarbij scholen bij ons op visite komen. In de maanden mei en juni zitten we voor deze plekken helemaal vol. Daarnaast willen we persoonlijke verhalen gaan brengen. Het is niet langer ons doel dat bezoekers na afloop zeggen ‘ik heb tanks en vliegtuigen gezien’. We willen juist dat ze met een boodschap naar huis gaan die in hun hoofd blijft echoën.”

Hoe denk je dat te realiseren?
“Wij hebben hier in het museum vierhonderd etalagepoppen staan die allemaal een volledig uniform dragen. Wij willen de persoon onder de helm of onder de pet een naam en een verhaal geven. Bijvoorbeeld dat jongetje in een Kriegsmarine-uniform. Wie is dat? Hoe komt het dat hij een uniform draagt? Wat gebeurde er bij hem thuis? En dat willen we ook doen met die Canadese of Amerikaanse soldaat. Hoe zijn zij in militaire dienst terecht gekomen? Wat deden ze voordat ze militair waren? Wat gebeurde er thuis terwijl zij hier in Europa voor onze vrijheid vochten. We willen het dus personaliseren. Maar we willen ook meegeven dat de Tweede Wereldoorlog dingen gebracht heeft. De smartphone bijvoorbeeld. De walkietalkie die in de oorlogsjaren ontwikkeld werd, was een verre voorloper van de telefoons die we nu gebruiken. Maar ook de balpen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog had de Royal Air Force behoefte aan een pen die op grote hoogte lekvrij gebruikt kon worden. De gewone vulpen was hiervoor onbruikbaar. Zo is de balpen ook hier gekomen.”

Dit jaar is het tachtig jaar geleden dat we bevrijd werden van het Duitse juk. Is het vertellen over de Tweede Wereldoorlog nog nodig?
“Men zou verwachten dat na al die jaren de kennis wel breed verspreid is. Maar helaas. Ik krijg hier jongelui op bezoek die van toeten noch blazen weten. Hun kennis van de materie is gering. Niet het gros hoor, maar je ziet wel dat het weg ebt. En ergens is het begrijpelijk. Opa’s en oma’s die de oorlog hebben meegemaakt, en uit eerste hand kunnen vertellen wat ze meegemaakt hebben, die generatie verdwijnt. Daarom is het belangrijk om verhalen te blijven vertellen. Dat is nog steeds nodig.”

De scholen die een bezoek komen brengen, zijn dat voornamelijk basisscholen en voortgezet onderwijs?
“Klopt. Maar tegenwoordig werken we ook op een hele mooie manier samen met de Hanze. Studenten uit het tweede, derde of vierde jaar doen bijvoorbeeld bij ons een afstudeerproject. En die samenwerking is echt geweldig. Ik kijk op een bepaalde manier naar het museum. De frisse blik van die jongelui levert soms inzichten op waar ik zelf nooit aan had gedacht. Ik ben verzamelaar, en ik wil zoveel mogelijk laten zien. Maar de studenten komen bijvoorbeeld met voorstellen om overzicht aan te brengen.”

Kun je een specifiek voorbeeld noemen?
“We hebben een vliegtuig hier in de hal staan. Daar ligt een brandstoftank bij. Eén van de studenten zei een tijdje geleden dat het eigenlijk jammer is dat er geen bordje met informatie bij staat. Ik weet dat het een brandstoftank is, maar een bezoeker weet dat wellicht niet. Als resultaat van dit afstudeerproject hebben we verschillende tablets aangebracht. Op deze tablets kun je het nummer aanklikken wat correspondeert met het voorwerp waar je meer informatie over wilt. In deze tablet zijn hele korte, beknopte teksten verwerkt waardoor je een duidelijk beeld krijgt.”

En de scholen die een bezoek brengen, komen die vooral uit het Noorden?
“Ja, en dan specifiek uit Groningen en Friesland. Wel zie ik dat de ene school meer budget heeft voor zulke excursies dan de andere school. Onlangs kwam er bijvoorbeeld een school langs in een touringcar die ze hadden gehuurd. Maar een school uit Beijum kwam in verschillende auto’s langs. En juist dat laatste voorbeeld vergt aanzienlijke organisatie. Ouders moeten gevraagd worden om auto’s te rijden. Een docent moet er veel energie insteken om een excursie mogelijk te maken. Een school uit Buitenpost pakt het daarentegen heel serieus aan. Zij splitsen hun leerlingen in twee groepen. De ene groep gaat in de ochtend naar doorgangskamp Westerbork, de andere groep bezoekt ons. In de middag wordt er gewisseld.”

Hoe belangrijk zijn zulke excursies…
“Ik denk dat je de oorlog echt een gezicht kunt geven. Ik vertelde al even over de etalagepoppen die we een gezicht willen geven. Maar geldt ook voor voorwerpen. Als een kind bij ons een helm op zijn hoofd wil, dan is dat mogelijk. De reactie die we dan steevast krijgen is, wat zwaar! Liep een soldaat hier de hele dag mee op zijn hoofd rond? Ja, daar liep de soldaat de hele dag mee rond. En dat maakt het veel indringender dan een verhaal of een foto in de klas. Hetzelfde geldt voor een gasmasker of een geweer. Ervaar maar eens hoe het is om daar mee te lopen.”

Zeg je daarmee ook dat het belangrijk is om duidelijk te maken dat oorlog geen kinderspel is, of dat oorlog niet zo zwart-wit is als de meeste mensen denken?
“Ik vertelde al even over de verhalenavond die we gehouden hebben. Eén van de verhalen die verteld werd ging over Pier Nobach. Een fanatieke NSB’er tijdens de oorlogsjaren. Als je die naam hier op straat noemt, dan is de eerste reactie dat het een dikke vieze landverrader was. Maar deze Nobach was voor de oorlog ook een persoon. Hoe is het zo gekomen dat hij zich bij de NSB aansloot. Wat waren de redenen. Dat verhaal is verteld. En de zaal was helemaal stil. En dat geldt ook voor het verhaal van een meisje dat tijdens de oorlog scharrelde met een Duitse soldaat. Na de oorlog, op bijltjesdag, kreeg zij er van langs. In de jaren na de oorlog heeft ze hier super veel last van gehad. Maar wat heeft ze nu precies verkeerd gedaan? Werd ze gestraft omdat ze een Duitse jongen leuk vond? Terwijl ze helemaal niets verkeerds heeft gedaan? Oorlog is vaak niet zo zwart-wit als mensen denken. Dat moeten we ons altijd blijven realiseren.”

Het Victory Museum in Grootegast is tijdens de meivakantie de hele week geopend van 10.00 tot 17.00 uur. Op Bevrijdingsdag, op 5 mei, is het museum gesloten.