Gemeente in hoger beroep tegen uitspraak rechter rond beleid bewindvoering

De gemeente Groningen stelt hoger beroep in tegen de gerechtelijke tik op de vingers rond de bijzondere bijstand voor bewindvoering. De rechtbank oordeelde eind januari dat de gemeente deze bijstand niet mag weigeren, ook niet als de gemeente zelf bewindvoering aanbiedt via de Groninger Kredietbank (GKB).

In een brief aan de raad laat verantwoordelijk wethouder Eelco Eikenaar weten dat de gemeente uit voorzorg (pro-forma) hoger beroep aantekent, zodat de vervaldatum daarvoor niet verloren gaat. Volgens Eikenaar is de gemeente nog niet klaar met het bestuderen van de uitspraak in januari.

De Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter op het terrein van sociale verzekeringen en voorzieningen, bepaalde bijna twee jaar geleden al dat de gemeente de bijzondere bijstand voor een bewindvoerder niet mag stopzetten of afwijzen ten faveure van de Groninger Kredietbank. Dat moet sinds 2018 binnen de gemeente als schuldenaars zelf geen bewindvoerder kunnen betalen. Groningen is de enige gemeente in Nederland die de bewindvoering op deze manier uitvoert.

De gemeente dacht onder de uitspraak uit te komen, door alleen bewindvoerders buiten de GKB te bekostigen voor zaken die voor de inwerkingtreding van het nieuwe beleid bekend waren. Maar op 29 januari dienden twee beroepszaken tegen deze bepaling en de rechter sprak uit dat ook dit niet mag. Volgens de rechtbank is het aan de kantonrechter om te beoordelen of bewindvoering noodzakelijk is en welke bewindvoerder het meest geschikt is. Het gemeentebestuur mag, zo stelde de rechtbank, zijn bevoegdheid om de aanvraag om bijzondere bijstand te beoordelen niet gebruiken om de beslissing van de kantonrechter te beperken of te doorkruisen.

De uitspraak kan de gemeente wel geld gaan kosten. Het beleid wat de gemeente sinds 2018 volgt, zorgt ervoor dat er een hoop geld wordt bespaard. De gemeente neemt de kosten bewindvoering, door de gedwongen gang naar de Groninger Kredietbank, in eigen hand. In de eerste twee jaar na de invoering (in 2018) daalden de kosten voor de gemeente dan ook met de helft en nam het aantal mensen dat deze vorm van hulpverlening nodig heeft, aanzienlijk af.