‘Voorgangers huidig stadsbestuur profiteerden van slavernij’, Stad krijgt twee monumenten rond slavernijverleden

nieuws
Foto: Rieks Oijnhausen

De voorgangers van de huidige burgemeesters, wethouders en gemeenteraadsleden in Groningen hebben duidelijk voordeel gehad bij de slavernij en slavenhandel. Dat concluderen onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen en het Groninger Museum in een nieuw onderzoeksrapport over de slavernijgeschiedenis van het stadsbestuur. Tegelijk werd duidelijk dat de gemeente niet één, maar twee aparte monumenten gaat plaatsen ter herinnering aan het Groningse slavernijverleden.

De bevindingen van de onderzoekers werden woensdagavond gepresenteerd aan een afvaardiging van de gemeenteraad. Raadslid Jim Lo-A-Njoe (D66) nam het onderzoek in ontvangst, als één van de initiatiefnemers om tot het onderzoek te komen. De onderzoekers begonnen drie jaar geleden aan hun onderzoek, waarvan in de afgelopen zomer al de eerste resultaten naar buiten werden gebracht.

Stadsbestuur direct en indirect betrokken bij slavenhandel

Dat Groningers betrokken waren bij slavenhandel door de VOC en de WIC was al enige tijd bekend. Anjana Singh, Lieuwe Jongsma en Bram Tánczos schrijven in hun onderzoek dat ook het stadsbestuur hier direct aandeel in had. Een vertegenwoordiger van het bestuur van de stad Groningen zat permanent in onder andere de VOC-Kamer Zeeland (Zeelandkamer), op het moment dat de handelsonderneming tussen de tien en dertig procent van alle Trans-Atlantische slavenhandel uitvoerde. Daarnaast had de WIC een Kamer in Groningen (Stad en Lande) en zowel het stadsbestuur als het provinciebestuur investeerden hevig in de onderneming.

De onderzoekers concluderen dan ook dat: “De voorgangers van de huidige burgemeesters en wethouders waren direct en diep betrokken bij de regionale tak van de belangrijkste Nederlandse ondernemingen in de slavenhandel, zowel persoonlijk als uit hoofde van hun functies. Beide bedrijven profiteerden van de handel in slaven”, aldus de onderzoekers. “Beide ondernemingen gebruikten slaven op hun plantages. Welvaart verkregen door slavernij vond zijn weg terug naar de stad Groningen.”

‘Raadsleden namen op elk niveau deel’

Ook de gemeenteraad was er (indirect) bij betrokken, schrijven de onderzoekers. Maar een echte gemeenteraad zoals we die nu kennen, bestond in de zeventiende en achttiende eeuw nog niet. De burgemeester en raadsleden vormden destijds het eigenlijke ‘college’, zoals we dat nu ongeveer kennen. De rol van burgemeester lag dichter bij die van wethouder. Raadsleden zoals nu werden niet gekozen, maar geselecteerd als ‘gezworenen’ uit de gildes. Een groep ‘hoofdmannen’ was daarnaast uitvoerend en rechtgevend binnen de gemeente.

Desalniettemin schrijven de onderzoekers, over de rol van raadsleden bij de VOC: “Het is duidelijk dat Groningers die raadslid waren of banden hadden met raadsleden op elke niveau binnen de VOC deelnamen aan de handel in tot slaafgemaakte mensen.” Over de betrokkenheid van bestuurders bij de WIC stellen de onderzoekers: “De voorgangers van de huidige burgemeesters en wethouders waren direct en diep betrokken bij de regionale tak van de belangrijkste Nederlandse slavenhandelsonderneming, zowel persoonlijk als uit hoofde van hun functies.”

‘Excuses maken is goed, zolang we er iets permanents van leren’

Voor de onderzoekers zijn de banden tussen het zeventiende en achttiende-eeuwse stadbestuur en slavenhandel duidelijk, maar hoe nu verder? Vorig jaar kondigde het gemeentebestuur aan dat het college excuses aan wil bieden voor de rol van het stadsbestuur in het slavernijverleden.

Wanneer dat gebeurt, is nog niet duidelijk. De onderzoekers vinden het in ieder geval, op basis van de resultaten, een goed idee: “Een verontschuldiging verlichting en troost aan mensen van wie de voorouders tot slaaf werden gemaakt en die nog steeds voelen dat hun onrecht is aangedaan. Ten tweede doen we het voor onszelf. Onze stad Groningen is betrokken geweest bij een gruwelijke misdaad. We trekken een grens en zorgen ervoor dat het nooit meer gebeurt. We moeten allemaal samenwerken – over raciale grenzen heen – op een coöperatieve manier. Hoe beter we racisme en slavernij bestrijden, hoe beter Groningen zal zijn, hoe beter voor iedereen om hier te wonen.”

Toch maken de onderzoekers een kanttekening: “Verontschuldigingen kunnen ook kwetsend zijn: een manier om schuld uit te wissen of politieke prestige te verwerven. Zij kunnen een tactische methode zijn om de situatie te beheersen en het dossier af te sluiten en over te gaan op de orde van de dag. Alleen de tijd zal uitwijzen of verontschuldigingen tot nu toe momenten van diepgaand leren zijn geweest.”

Toch twee monumenten

Tegelijk met de presentatie van het onderzoeksrapport maakte het gemeentebestuur bekend dat er niet één, maar twee monumenten komen ter nagedachtenis aan zowel het trans-Atlantische (WIC) en het Aziatische (VOC) slavernijverleden van Groningen. Vorig jaar juli werd nog aan het gemeentebestuur geadviseerd door Kunstpunt om in te zetten op één gezamenlijk monument, maar dit idee laat de gemeente (na hoog oplopende emoties onder nazaten) nu los.

“De insteek van één monument strookt niet met de emotionele lading die het thema bij een deel van de nazaten heeft”, schrijft het college woensdag aan de gemeenteraad. “Na aanvullende gesprekken met nazaten in december komen wij tot de conclusie dat de voorkeur uitgaat naar het oprichten van twee monumenten. Daarnaast komt het eigenaarschap van het proces terug bij de nazaten.”

Waar en wanneer de monumenten er komen, is nog niet bekend. Daarover gaat de gemeente eerst praten met nazaten. Uit deze gesprekken moet ook duidelijk worden hoe de monumenten eruit moeten zien en wie ze gaat maken.

Naast de eerder genoemde voorgenomen excuses wil het gemeentebestuur ook iets tastbaars doen om de doorwerkende gevolgen van slavernij, waaronder racisme, aan te pakken. Een actieplan antiracisme moet hier een bijdrage aan gaan leveren, wat tegen de herfst klaar moet zijn.”