Nieuw schooljaar van start: “Druk op leraren is groot, en ik mis het onderwerp in de verkiezingsprogramma’s”

nieuws
Foto: Sebastiaan Scheffer

De zomervakantie zit erop. Maandag gaan de scholen in Groningen weer open, en daarmee start er een nieuw schooljaar. Een schooljaar waarbij volgens vakbondsman Hayo Bohlken van AOb er nu al grote zorgen zijn.

Hoi Hayo! Hoe zou je de gemoedstoestand bij docenten in het onderwijs willen omschrijven?
“Over het algemeen is er veel energie. Docenten kijken uit naar het komende schooljaar om weer mooie lessen te geven. Ook onderwijsbegeleiders en directieleden zijn enthousiast. Maar tegelijkertijd kunnen we niet ontkennen dat er grote zorgen zijn. Zorgen die in de regio Groningen trouwens heel anders zijn dan in de Randstad.”

Hoe bedoel je dat?
“De afgelopen weken ging het in de media over het lerarentekort. Waar in het Westen scholen te maken hebben met vacatures die niet ingevuld kunnen worden, speelt dat hier in Groningen niet. In de stad zijn alle vacatures gevuld. Het moeilijkste is de situatie in de dorpen, waar dorpsscholen nog de meeste energie moeten steken in het vinden van nieuw personeel. En dat lukt, maar we moeten ons realiseren dat de situatie heel fragiel is. Als er een leraar uitvalt, dan staat er niet een nieuwe klaar. Het moet dan intern worden opgelost, waardoor de werkdruk verzwaard zal worden.”

Dus een griepgolf zou heel vervelend uit kunnen pakken?
“Ja. Maar ook coronabesmettingen. Of als een leraar een tijdje niet aan het werk kan. Zulke situaties kunnen we niet opvangen, of kan alleen opgevangen worden door offers te vragen. In het voortgezet onderwijs speelt dit probleem ook. Vooral bij de maatschappelijke vakken zien we dat er te weinig leraren zijn. Alle functies kunnen op dit moment ingevuld worden, maar als er een kink in de kabel komt, dan zal je daar direct de effecten van gaan zien.”

Als je dit makkelijk aan wilt vliegen, dan kun je nu de conclusie trekken dat we meer mensen moeten gaan overhalen om docent te worden. Waarom lukt dat niet?
“Het is een hele terechte vraag. Waarom wordt iemand niet een docent? Het is immers prachtig werk, om kinderen, of jonge mensen, iets te leren. Waar het vooral op stuk loopt is het negatieve imago van het beroep. Je hebt grote groepen leerlingen in je klas, de werkdruk is hoog en de begeleiding is slecht. En daarnaast stopt het werk nooit. Het zijn niet alleen de uren die je voor de klas staat, maar ook de voorbereiding, het correctiewerk, cursussen en oudergesprekken. Er komt veel op je af.”

Is dat het volledige antwoord? Ik proef dat er meer is?
“Ja. Een directie van een school wil graag de perfecte school zijn. Al of niet met het predicaat excellente school. In het voortgezet onderwijs is het belangrijk dat zoveel mogelijk kinderen slagen voor hun eindexamen. Op de basisschool is het belangrijk dat kinderen de hoogst mogelijke adviezen krijgen. De druk staat er flink op. En dat weerhoudt veel mensen van een carrière in het onderwijs. Ook het salaris is een zorg. Het salaris op de basisscholen is de afgelopen jaren gelijk getrokken met het voortgezet onderwijs. Men is er flink op vooruitgegaan, met salarisverhogingen van tien tot vijftien procent. Maar in het voortgezet onderwijs is men er op achteruit gegaan. Daar moet iets gebeuren. Maar als je dat omhoog haalt, moet het primair onderwijs ook weer mee. Dat is heel lastig.”

Tekst gaat verder onder de foto:

Staking leraren Grote Markt

In het onderwijs is het al jaren onrustig. In 2019 werd er verschillende keren gestaakt om het salaris te verhogen en de werkdruk te verlagen. Foto: Sebastiaan Scheffer

Wat betekent dit voor de kwaliteit van het onderwijs?
“De problemen waar we het nu over hebben, die spelen al langer. En ja, dat heeft zijn effecten. In het meetbare stuk zie je dat basisvaardigheden als rekenen en taal achteruit gaan. De kwaliteit neemt dus af. En op zich is dat niet vreemd, want een oplossing voor het lerarentekort is minder contacturen. Dat zie je bijvoorbeeld op het voortgezet onderwijs. Waar voorheen vier keer vijftig minuten geschiedenis per week de norm was, is dit nu nog twee keer zestig minuten. Dat zie je inmiddels ook bij andere vakken gebeuren.”

Minder contacturen betekent dus dat leraren scholieren minder zien?
“Ja, en de gedachte was dat tieners dan in hun eigen tijd zelf aan de slag gaan. Noem het zelfstudie. En dat lukt misschien prima voor leerlingen die op het gymnasium zitten, maar voor 95% werkt het niet. Die zijn minder goed zelfredzaam. Dus het idealisme is heel schattig, maar de praktijk is anders. Als jij 14 of 15 jaar oud bent. En je krijgt komende week de opdracht om thuis een aantal uren zelfstandig te werken. Terwijl ondertussen de zon schijnt, en vrienden aan het voetballen zijn. Dan staat zo iemand ook op het voetbalveld. En dat is logisch. Dus het werkt niet.”

Het zelfredzaam zijn. Misschien moeten we in dit interview dan ook even terugblikken op de coronacrisis. Want die crisis hangt samen met de hedendaagse problematiek?
“Jazeker. Tijdens de coronacrisis was er veel thuisonderwijs. Daardoor is het niet gelukt om basisvaardigheden mee te geven. Dus in de eerste fase van het voortgezet onderwijs is het niet gelukt om tieners structuur aan te laten brengen. Om planningen te maken. Om overzicht te houden. En dat is nu juist het fundament waar je alles op bouwt. Die groep, die dit betreft, zit nu in de tweede fase, en begint in sommige gevallen al aan het eindexamenjaar. Deze tieners missen iets. Worden vervolgens bij de eindexamens gematst, en stromen door naar het mbo, hbo of wo. Waar ze tegen precies dezelfde problemen aanlopen. Dat maakt het voor docenten moeilijk. En ook voor de leerlingen zelf. Want ze hebben dondersgoed in de gaten dat er iets niet goed zit.”

Hoe kan dat opgelost worden?
“Daar zijn gelukkig goede stappen in gezet met de NPO-gelden. De overheid heeft daarmee gepoogd de achterstanden, die door corona zijn ontstaan, weg te werken. En veel scholen hebben daar ook hele goede stappen in gezet. Maar de regeling stopt, en wordt niet verlengd. En dat is ontzettend jammer. Mijn oproep zou zijn om deze regeling te verlengen, want de problemen zijn er nog steeds. Het kost veel tijd om deze basisvaardigheden aan te leren. En doen we dat niet, dan nemen er tieners afscheid van de middelbare school, terwijl er in hun bagage nog niet dat zit wat er zou moeten zitten.”

Tekst gaat verder onder de foto:

Ook in het nieuwe schooljaar dreigen er stakingen. Zo zijn er plannen om op 5 oktober het werk neer te leggen. Foto: CBS De Wegwijzer

Dat is een opdracht voor de politiek. Toevallig zitten we sinds deze zomer wel met een demissionair kabinet. Wat waren je gedachten toen het kabinet viel?
“Eigenlijk begon het verhaal al eerder met het opstappen van minister Dennis Wiersma (VVD). Als we kijken naar de ideeën die hij had, en de werklust die hij vertoonde, dan kun je zeggen dat wij niet blij waren toen we hoorden dat hij opstapte. Ook omdat het contact met hem heel prettig was. Hij was een vriend van de vakbond. En dat hebben we de afgelopen jaren toch vaak anders gezien. Korte tijd later viel het kabinet. Ondertussen komen de eerste partijen met hun verkiezingsprogramma’s, en dan ben ik toch teleurgesteld dat er weinig over het onderwijs wordt gesproken.”

Het gros van de partijen presenteert komende week de programma’s. Dat kan dus nog veranderen?
“Dat zou kunnen. Want het onderwijs verdient een plek op de agenda. Ik heb verschillende problemen geschetst. Problemen die groter worden, en oplossingen die bedacht worden, die werken niet. Dus het is tijd voor politieke bewustwording, het is tijd om plannen voor het onderwijs te ontwikkelen.”

Stel dat er niks gaat gebeuren. Wat is dan het gevolg?
“Als je kijkt naar de politieke keuzes die de afgelopen jaren gemaakt zijn, dan is er niet gekozen voor de zwakkeren. Het onderwijs heeft goed uitgepakt voor de mensen die het niet zo slecht hebben. Minder lesuren, of minder begeleiding in basisvaardigheden, kan door sommige gezinnen opgelost worden door kinderen naar trainingen of cursussen te sturen. En dat is mooi dat het kan, maar het zorgt wel voor een tweedeling in de maatschappij. Want niet iedereen kan zich dit veroorloven. Daarnaast vind ik dat dit niet nodig zou moeten zijn. En zo’n tweedeling, daar moeten we heel goed voor oppassen.”

Stel dat politici dit interview lezen. Wat zou dan je boodschap zijn aan hun?
“Zorg dat de werkdruk bij docenten omlaag gaat en behapbaar blijft. Zorg voor een fatsoenlijk loon in het primair en voortgezet onderwijs. Zet alles op alles dat kinderen en tieners een niveau behalen dat ze ook behoren te behalen. En ga werken aan het imago van een docent. Maak werken in het onderwijs aantrekkelijk. Ik heb zelf heel lang voor de klas gestaan, en het is een geweldig beroep. Maar de afgelopen jaren is er een tendens zichtbaar dat docenten niet meer mee kunnen beslissen over de methodes die zij aanbieden, maar wordt dit bepaald door managementteams die boven de scholen zweven.”

Basisscholen waren vroeger vaak zelfstandig, waarbij de directeur, met de docenten aan de koffietafel, beslissingen nam. Tegenwoordig zijn scholen onderdeel van grote koepels. Is dat volgens jou een negatieve ontwikkeling?
“Die grote koepels hebben een fors management. Er zitten bijvoorbeeld pr-mensen die aan het nadenken zijn hoe de school in het nieuws moet komen. Hoe het er online uit moet zien. Hoe berichten op sociale media worden verspreid. Zulke mensen kosten geld, en het is geld dat je niet besteedt aan een lesmethode of aan een leraar. Dus ja. Met de koepelorganisaties worden niet altijd de goede keuzes gemaakt.”

Moeten we weer terug naar de dorpsscholen van twintig jaar geleden, waarbij de directeur van de school zelf voor de klas stond?
“Die directeur van toen wist wat goed was voor de kinderen. Tegenwoordig heb je te maken met een hele perverse situatie. In koepelorganisaties worden veelal doelen gesteld. Zoveel procent van de kinderen moet voor het eindexamen slagen. Zoveel procent moet naar het vwo. Het gaat niet meer om de kinderen. En zulke constructies zorgen juist voor veel druk bij docenten. En dat zijn slechte ontwikkelingen. Gelukkig zien we in het onderwijs nog heel veel gemotiveerde mensen. En gelukkig zijn er ook veel besturen die erg betrokken zijn. Maar de besturen die op afstand staan, die niet het beste uit leraren halen, die niet de juiste begeleiding geven. Dat probleem groeit.”

Tijd voor actie dus?
“Er zal iets moeten gebeuren. En daar moet de hele beroepsgroep bij betrokken worden. Want dit gaat niet alleen over het basisonderwijs. Maar het gaat ook over het voortgezet onderwijs, het mbo, het hbo en de universiteit. Welke kant willen we op?”