In deze aflevering Beno’s Stad laat Beno Hofman zien dat de opvang van vluchtelingen van alle tijden is. Hij begint bij de godsdienst- en oorlogsvluchtelingen tijdens de zeventiende eeuw en eindigt met recentere groepen als Hongaren en Tsjechen.
► Beschrijving
Mariënholm, hier aan de Merwedestraat is één van de locaties van het asielzoekerscentrum Groningen.
De komst van groepen vluchtelingen naar Groningen is niet nieuw maar vroeger waren het er wel vaak veel meer dan tegenwoordig en er moest meer worden geïmproviseerd.
Laten we maar eens kijken in de geschiedenis.
Het zijn in het algemeen oorlogen en vervolgingen die de mensen op de vlucht jagen.
Zo vluchten tijdens de Tachtigjarige Oorlog Antwerpenaren toen de Spanjaarden hun stad veroverden.
De meeste Vlamingen gingen naar het westen van Nederland maar sommigen kwamen helemaal naar Groningen.
En tussen 1618 en 1648 kreeg Groningen Duitse protestanten die op de vlucht waren voor katholieken.
De buitenlanders in Groningen waren trouwens niet allemaal vluchteling.
Omdat Duitsland dichtbij was woonden hier altijd al veel Duitsers, bijvoorbeeld uit Oost-Friesland.
Ook de strijd tussen de bisschop van Münster, Bommen Berend, en de Groningse verdediger Carl Rabenhaupt bracht in 1672 vluchtelingenstromen op gang.
Drenten vluchtten vanuit vanwege de strijd naar de stad.
Rabenhaupt, naar wie deze straat is genoemd, verdedigde niet alleen de stad.
Nadat Bommen Berend op 28 augustus was afgedropen achtervolgde Rabenhaupt hem door Drenthe.
Daardoor kwamen er nog meer Drentse vluchtelingen naar Groningen en daar was de stad niet zo blij mee.
Vooral de diaconie van de kerk niet.
Deze moest zorgen voor de armen en door de komst van de Drenten kwamen ze in grote geldnood.
De diaconie deed daarom haar uiterste best om van de vluchtelingen af te komen.
Zij vond dat elke gemeente voor zijn eigen armen moest zorgen.
Daarom probeerde de diaconie de Drentse weeskinderen naar Drenthe terug te brengen.
Zo probeerden ze dat in 1679 met 14 weeskinderen.
Er ging een Groningse delegatie naar Drenthe maar zonder succes.
De Drentse diaconieën voelden niks voor het terugnemen van de wezen.
Een paar jaar nadat Groningen overstroomt was met Drenten was er alweer een nieuwe groep vluchtelingen.
In Frankrijk trad Lodewijk XIV hardhandig op tegen de protestanten waardoor er ongeveer 75.000 naar Nederland vluchten.
De Drentse vluchtelingen waren niet zo welkom geweest in Groningen maar met de hugenoten lag dat anders.
Het Groningse stadsbestuur dacht deze vluchtelingen de handel en de industrie zouden kunnen bevorderen.
Het stadsbestuur probeerde de hugenoten daarom te lokken door ze allerlei privileges te geven zoals bijvoorbeeld een subsidie voor het starten van een bedrijfje.
Hierdoor kwamen er in totaal zo’n elf tot vijftienhonderd hugenoten naar Groningen.
De hugenoten werden in Groningen onder andere uurwerkmaker en in het Groene Weeshuis in de Ebbingestraat begonnen zij zijdeateliers.
De stad kreeg verder door de hugenoten een Franstalige kerk. de Église Wallonne.
De Franstaligen waren in Groningen eerst gewoon lid van de Hervormde Kerk.
In 1686 veranderde dit door de komst van elf Franse vluchtelingendominees.
Zij zorgden ervoor dat er een Franstalige gemeente kwam met een eigen kerkeraad.
Bovendien wilden de Fransen graag lid worden van de Waalse synode zoals alle Franstalige kerken in Nederland.
Maar de Groningse hervormden zagen dit niet zitten.
Zij wilden graag zeggenschap houden over de Fransen en wisten bij de Provinciale Staten voor elkaar te krijgen dat de Groningse Église Wallonne lid bleef van de hervormde synode.
Nu is het trouwens al lang niet meer zo en tegenwoordig houdt de Franstalige gemeente hier in de Pelstergasthuiskerk haar diensten.
De Eerste Wereldoorlog was een volgende periode waarin er vluchtelingen naar Groningen kwamen.
In de eerste maanden van de oorlog vluchtten ongeveer 1 miljoen Belgen naar het neutrale Nederland.
Het gevolg was dat er op 9 oktober 1914 1300 Belgen op het Groningse station aankwamen en drie dagen later nog eens 1600.
Voor de eerste opvang werd gezocht naar grote lege ruimtes.
Bij rijwielfabrikant Fongers aan de Hereweg was net een nieuwe hal gebouwd.
In de hal konden 600 Belgen tijdelijk onderdak krijgen.
Op de grond was stro gelegd om de vluchtelingen nog enig comfort te geven en aan lange tafels konden ze eten.
Het leek of rijwielfabrikant Fongers een grote weldoener was maar dat was schijn.
Het provinciaal comité dat de opvang van de vluchtelingen regelde wist wel beter.
Voor de paar weken die de Belgen in de hal van Fongers zaten presenteerde de fietsenmaker het comité een rekening van 1500 gulden en dat was een beetje veel.
Zo’n dertig procent van de Belgische vluchtelingen werd al na een maand onder zachte dwang naar België teruggestuurd.
Voor de blijvers richtte de regering grote kampen of vluchtoorden in, onder andere in Ede en Uden.
Deze kampen waren niet echt populair en het kostte de regering dan ook grote moeite om ze vol te krijgen.
Ook de Groninger commissaris van de Koningin Geertsema zag de kampen niet zo zitten.
Hij vond het net gevangenissen en hij deed daarom ook weinig moeite om de in Groningen verblijvende Belgen die kant op te krijgen.
In totaal werden er daardoor slechts 272 Belgen uit Groningen naar deze kampen gestuurd.
Tussen 1933 en 1938 kregen 54 joden uit Duitsland, Oostenrijk en Polen toestemming zich in Groningen te vestigen.
En tijdens de Tweede Wereldoorlog waren het vluchtelingen uit andere delen van Nederland.
Zo kwamen er uit Amsterdam aan het eind van de oorlog ondervoede baby’s.
Zij werden opgevangen in babyhuis Prinses Margriet aan de Moddermanlaan.
En ook Limburgers vonden in het laatste oorlogsjaar tijdelijk onderdak in Groningen.
De Martinikerk werd voor de Limburgers volgezet met bedden.
Na de oorlog ging het niet meer om grote aantallen vluchtelingen, in 1956 enkele Hongaren, in 1968 wat Tsjechen.
Het aantal vluchtelingen of asielzoekers is de laatste tientallen jaren toegenomen.
Ook Groningen doet sinds een paar jaar iets aan de opvang.
Het begon hier in het voormalig klooster Mariënholm met zogeheten aanvullende opvang, avo.
Dit gebouw vormt nu samen met de Martinistate en het Formule 1-hotel het azc Groningen met plaats voor 350 asielzoekers.
Dat is eigenlijk nog niet eens zo gek veel.
Zeker niet als het het vergelijkt met het aantal hugenoten en Belgen dat naar de stad kwam.