J.A. Feith – de grondlegger van het Groninger Museum – Beno’s Stad 41 (27-10-1999)

In het najaar van 1999 vierde het Groninger Museum het 5-jarig bestaan. In deze aflevering van Beno’s Stad laat Beno Hofman zien dat het eerste Groninger Museum al in 1894 werd geopend en hoe rijksarchivaris J. A. Feith aan de basis stond. Feith, wiens woning in Groningen nu het Feithhuis wordt genoemd, overleed in 1913 achter zijn bureau op het archief als gevolg van een hartaanval.

► Beschrijving
Met de expositie Haks was Here viert het Groninger Museum momenteel het vijfjarig bestaan.
Maar daar klopt natuurlijk helemaal niets van.
Het museum werd al 105 jaar geleden geopend aan de Praediniussingel.
En het werd ook niet gesticht door Frans Haks maar door rijksarchivaris Johan Adriaan Feith.
Daarom vandaag niet Haks was Here maar Feith was here.

Johan Adriaan Feith stamde uit een vooraanstaande familie.
De bekende dichter Rhijnvis Feith was zijn overgrootvader.
Grootvader Hendrik Octavius kwam uit Zwolle naar Groningen en werd hier advocaat en archivaris.
En Johan Adriaans vader heette niet alleen hetzelfde als opa maar studeerde ook rechten en trad als rijksarchivaris in zijn voetsporen.

Johan Adriaan Feith werd in 1858 in de Oosterstraat geboren.
Jan zoals hij werd genoemd raakte al vroeg geïnteresseerd in de Groningse geschiedenis.
En toen de universiteit in 1879 weer eens een lustrum vierde, kon Jan zijn liefde voor de Groningse historie botvieren.

Feith deed onderzoek en zorgde voor een historisch verantwoorde aankleding van een optocht van Vindicat.
De kostuums waren erg duur en de studenten moesten ze zelf betalen.
Daardoor was de hoofdrol alleen weggelegd voor de schatrijke jonkheer Alberda van Ekenstein.
Voor Feith zelf zat er tot zijn spijt niet meer in dan een bijrol.

Jan Feith had volgens zijn hoogleraar Tellegen maar een middelmatige aanleg.
En toen hij net als zijn vader en grootvader op het archief wilde gaan werken werd er dan ook getwijfeld aan zijn kwaliteiten.
Maar Feith kreeg in 1885 toch een aanstelling.
Zeven jaar later volgde hij zijn vader op als rijksarchivaris.
En in 1898 zette hij samen met twee anderen de internationale archiefwereld op zijn kop door een totaal nieuwe manier van archiveren te presenteren.

De handleiding werd in vele talen uitgebracht, zelfs in het Chinees.
Zodat nu ook in China volgens de methode Feith wordt gearchiveerd.
De methode betekent simpelweg dat er voortaan niet meer chronologisch werd geordend maar op onderwerp.

Feith zijn vader en grootvader die werkten chronologisch zodat bijvoorbeeld alles van 1586 bij elkaar werd gezet, in het boek maar ook in het archief.
Feith die deed dat niet, die hield het op onderwerp.
Bijvoorbeeld alles van de Kamer van Koophandel bleef bij elkaar.
En alles bijvoorbeeld van de Onderlinge Fruittelers Hagelverzekeringsmaatschappij ook.
Betekende echter wel dat Feith het levenswerk van zijn vader en zijn grootvader ongedaan moest maken door alles weer in de oorspronkelijke archieven en kasten weer terug te zetten.

Feith hield net als zijn vader van de Groningse geschiedenis en van verzamelen.
Regelmatig trok hij met een rijtuigje de provincie in om opgegraven aardewerk, onderdelen van slooppanden, afgedankte gebruiksvoorwerpen, oude penningen en schilderijen te verzamelen.
Feith verzamelde niet alleen voor het archief maar ook voor zichzelf.
Het huis dat hij sinds 1890 met vrouw en kinderen bewoonde veranderde daardoor in een waar museum.
Het huis zag er zo fraai uit dat dochter Louise het in een enorme verzameling aquarellen vastlegde.

Veel van de door Feith verzamelde voorwerpen kwamen terecht in een soort rariteitenkabinet in een achterkamertje in het Provinciehuis.
Dat was hem een doorn in het oog.
Hij vond dat het publiek ze moest kunnen zien.
En daarom wilde hij een oudheidkundig museum zoals Friesland en Drenthe dat allang hadden.

Samen met de hoogleraar geschiedenis Blok benaderde Feith een aantal vooraanstaande stadjers.
En zo kon hij op 14 juni 1890 de stichtingsakte voor een museum voor oudheden van provincie en stad Groningen ondertekenen.

Hoewel de gemeenteraad betwijfelde of Groningen wel genoeg oudheden had voor een museum gingen ze in 1891 schoorvoetend akkoord.
Feith kon voor zijn museum een huisje huren in de Ubbo Emmiusstraat, de vroegere Hanebijtersgang.
Het was zo klein dat de schilderijen van het kunstlievend genootschap Pictura er niet in pasten.
Maar daar had Feith wel een plekje voor in zijn eigen archief.

Feith wilde een echt museum.
Van de gemeente kreeg hij een bouwterrein maar het geld ontbrak.
Met Blok begon hij een bedeltocht.
Hoewel dit niet genoeg opbracht liet hij de Groningse rijksbouwmeester Peters toch bouwen.
En op 15 september 1894 werd het museum geopend.
Omdat de verzameling en de middelen bleven groeien werd het museum in 1902 en 1907 alweer uitgebreid.

Feith bleef zich onvermoeibaar inzetten voor zijn museum en voor de Groningse geschiedenis in het algemeen.
Maar toen hij midden veertig was kreeg hij het aan het hart.
De ziekte sloopte hem lichamelijk en geestelijk en op 28 januari 1913 kreeg hij op 54-jarige leeftijd zittend achter zijn bureau op het archief een fatale hartaanval.
Johan Adriaan Feith vond dat de Groningse geschiedenis voor iedereen was.
Hij maakte daarom de Groningse volksalmanak en schreef een populaire reeks wandelingen door de stad.
Hij hield talrijke lezingen, maakte het archief toegankelijk voor iedereen en hij zorgde dat de stad het Groninger Museum kreeg.

Hij stichtte het Groninger Museum omdat hij vond dat de geschiedenis zichtbaar moet zijn.
Daarom is het toch wel raar dat juist nu, 105 jaar nadat Feith het museum aan de Praediniussingel opende, geen enkel historisch of archeologisch voorwerp in het museum is te zien.

Haks was Here, jaaa maar Feith was er ook.