Eltjo Rugge – bijna twintig jaar wethouder in Groningen -Beno’s Stad 40 (20-10-1999)

Eltjo Rugge was een van de meest markante sociaaldemocratische (SDAP) gemeentepolitici, die bijna twintig jaar wethouder was in Groningen. In deze aflevering Beno’s Stad laat Beno Hofman zien welke invloed hij had op de volkshuisvesting, met name in de Oosterparkwijk. #BenosStad

► Beschrijving
Er zijn maar weinig gemeentelijke politici die hun sporen nalaten.
Een uitzondering op deze regel vormde Eltjo Rugge.
Deze socialist was bijna twintig jaar wethouder van Groningen.
Laten we maar eens op zoek gaan naar zijn sporen.

Eltjo Rugge werd op 10 september 1872 geboren in Stootshorn in de gemeente Noordbroek.
Na de lagere school werd hij kleermaker.
Op zijn negentiende kwam Rugge naar de stad.
Hier kwam hij in contact met het socialisme.
De socialist Gerrit Nanninga werd Rugge’s grote voorbeeld.
Deze was bestuurslid van de arbeiderscoöperatie De Toekomst.

Eltjo Rugge werd een regelmatige bezoeker van het gebouw De Toekomst.
Hij werd voor de bakkerij van De Toekomst broodbezorger en hij bezocht de politieke bijeenkomsten in het gebouw.

Tijdens de bijeenkomsten kwam Rugge fel en duidelijk voor zijn mening uit.
Hij had het vooral aan de stok met socialisten die vonden dat de maatschappij moest veranderen door anarchie.
Zelf was Rugge voor de democratische manier.
Daarom werd hij in 1894 lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, de voorloper van de Partij van de Arbeid.

In 1901 zorgde hij voor een scheuring in de Groningse arbeidersbeweging waarbij de SDAP-gezinde arbeiders hun eigen bond kregen met Rugge als secretaris en later ook als voorzitter.
En acht jaar later werkte Rugge de marxisten die hij te theoretisch vond uit de partij.
Hierna was hij de onbedreigde leider van de SDAP.

Rugge zat vanaf 1901 in de gemeenteraad en vanaf 1907 ook in de Provinciale Staten.
Hij werd steeds belangrijker en ook steeds revolutionairder.
Zo mengde hij zich in 1912 in rellen rond een staking bij de Fransche Bazar aan de Vismarkt.
Rugge kreeg een proces-verbaal omdat hij zich niet onmiddellijk had verwijderd toen de politie dat vroeg.
Rugge verdedigde zich door te zeggen dat hij als raadslid in verband met de gemeentebegroting wilde zien hoe de politie optrad.

In november 1918 riep Troelstra in Den Haag de revolutie uit.
En in Groningen deed Eltjo Rugge die net in de Tweede Kamer was gekozen hetzelfde.
In De Harmonie riep Rugge voor zo’n dertienhonderd toehoorders: ‘de dragers van het burgerlijk regime moeten plaatsmaken voor de mannen van de nieuwe tijd. En als de regeerders niet uit zichzelf opstappen zullen we ze daartoe wel dwingen’.
Hoe dat zou gebeuren zei Rugge niet maar hij riep de arbeiders wel op bij de komende gebeurtenissen achter de partijleiding te staan.
Maar het enige dat gebeurde was dat de partijleiding zo schrok van Rugge dat ze hem lager op de kieslijst plaatsten.

Rugge werd door zijn revolutionaire optreden ook niet de eerste SDAP-wethouder van de stad.
Dit werd Nathan de Vries.
Maar toen deze in 1924 overleed kreeg Rugge een herkansing.
Eltjo Rugge werd wethouder Volkshuisvesting en Openbare Werken.
Doordat hij steeds werd herkozen zou hij dit tot 1943 blijven.

Rugge vond dat de woningnood het best kon worden bestreden door als gemeente zelf te bouwen.
Daarom presenteerde hij de gemeenteraad in juli 1925 een plan voor zevenhonderd goedkope arbeiderswoningen hier aan de oostkant van de stad.

Het liberale raadslid Brugmans had kritiek op het plan.
Hij vond de woningen van te matige kwaliteit.
Maar Rugge riep daarop dat je wel kan praten als Brugmans maar dat er geen betere woningen kwamen als de raad er niet meer geld voor over had.
Rugge’s plan werd aangenomen en zo verrezen het Witte Dorp en het Oranje Dorp, onderdelen van wat later de Oosterparkwijk ging heten.
Het Witte dorp is het gedeelte daar met die donkere daken.
Daarnaast met die rode daken dat is het Blauwe Dorp maar dat was er al.
En daarnaast weer met die donkere daken dat is het Oranje Dorp.

Eltjo Rugge liet niet alleen in de Oosterparkwijk zijn sporen na.
Als wethouder volkshuisvesting zorgde hij ook voor krotopruiming.
In de hele stad liet hij woningen onbewoonbaar verklaren.
Zo werden krotten tussen de Oostersingel en het Schuitendiep vervangen door arbeiderswoningen.
En voor bejaarden bouwde Rugge in de Korrewegwijk.
De wethouder was er verder verantwoordelijk voor dat de hele stad riolering kreeg.
Dat het Oosterpark er kwam met daarin het Oosterparkstadion en dat er aan de Oosterweg een badhuis kwam.

Eltjo Rugge liet op meerdere plaatsen in de stad zijn sporen na.
Maar zijn carrière eindigde triest.
In de oorlog vroeg en kreeg hij ontslag omdat hij niet onder de Duitsers wilde werken.
En na de oorlog kwam hij in conflict met de nieuwe generatie socialisten.
De Partij van de Arbeid die zij oprichten, zag hij niet zitten.
Rugge weigerde lid te worden en op 7 februari 1950 stierf hij aan een slopende ziekte.