Beno Hofman behandelt in deze aflevering Beno’s Stad de geschiedenis van drank in Groningen in brede zin. In het programma gaat het onder andere over de vele stadse bierbrouwerijen van vroeger. Ook over hoe Ommelander bier door het stadsbestuur werd geweerd en uiteindelijk de opkomst van andere dranken als bijvoorbeeld koffie zorgde voor een teruggang van het aantal brouwerijen.
► Beschrijving
Het college van B en W vindt dat de Groningers te veel drinken.
Omdat dit nog wel eens geweld veroorzaakt wil het gemeentebestuur het Groningse drankgebruik terugdringen.
Het Groningse drinken en pogingen dit te verminderen zijn trouwens niet nieuw.
Laten we maar eens kijken.
Rond 1700 dronk de Groninger zo’n 250 tot 400 liter bier per jaar.
Vooral bij geboorte en sterfte werd stevig gedronken.
Geboortefeesten werden kindelbieren genoemd en begrafenissen leedbieren.
Als er te veel werd gedronken werden boetes uitgedeeld die weer betaald konden worden met drank.
Want daar was de politie niet vies van.
Bier was in overvloed te krijgen in talloze herbergen en kroegen.
Groningen had er in 1574 159.
Dat is wel veel als je bedenkt dat in de veel grotere stad van nu zo’n 200 zijn.
Dankjewel.
Een herberg of een tapperij was vaak een bijverdienste.
Dat leverde nog wel eens een vreemde combinatie op.
Zo had de Schout of hoofdcommissaris van Helpman op het Martinikerkhof een kroeg.
En de beul van de stad die normaal zijn geld verdiende met het pijnigen of zelfs doden van gestraften, had in zijn vrije uren een tapperij op het Zuiderdiep.
Ook schoolmeesters en kosters tapten wel in hun vrije tijd maar vanaf 1602 was dit verboden omdat het in strijd werd gevonden met de ware schriftelijke gereformeerde religie.
In 1765 werden alle Groningse herbergen en kroegen geregistreerd en moesten ze een teken of uithangbord hebben.
Dat was ook handig voor de politie om Duitse rovers en gauwdieven die de stad onveilig maakten op te sporen.
Herbergnamen die nu nog bestaan waren De Blauwe Engel, De Koning van Denemarken, De Slingerij en De Groene Weyde.
De Witte Swaen is een naam die niet meer bestaat maar naar deze herberg werd wel een hele straat genoemd, de Zwanestraat.
In de Turftorenstraat was een kroeg met de naam Batavia.
Op een zondagavond in 1687 kreeg de kroeg bezoek van drie soldaten.
Zij dronken flink en toen ze eindelijk vertrokken gingen ze op zoek naar wat vertier.
Eén van hen wist in de straat een doopsgezinde te wonen en omdat doopsgezinden bekend stonden om hun weerloosheid meenden zij in hem een gewillig slachtoffer te hebben.
Ze trokken hun degens en sloegen bij hem de ramen kapot.
Even verderop was een lantaarn en ook die lantaarn ging eraan.
Maar toen was het snel gedaan met de lol.
Ze werden in de kraag gevat en alledrie moesten ze de schade betalen.
Maar voor twee zat er ook nog een andere straf in.
Ze moesten een uur op de Grote Markt te schande zitten op een houten paard.
Het Groningse bier hoefde niet van ver te komen.
In Groningen waren ooit tientallen bierbrouwerijen.
Ze zaten vooral aan de Hoge der A omdat het water dat nodig was hier zo uit de A kon worden gehaald.
Het water van de A was volgens de brouwers namelijk erg zuiver.
Of dit trouwens echt zo was valt te betwijfelen.
Het water werd namelijk in die tijd ook gebruikt als riool.
Eén van de brouwerijen aan de A was De Sleutel, op de hoek met de Visserstraat.
Het biervaatje aan de gevel herinnert nog aan deze brouwerij.
Groningen verdiende goed aan de eigen drank en deed er alles aan om te voorkomen dat drank van elders de stad binnenkwam.
Vooral brouwers uit de Ommelanden merkten dat.
Want de stad ondernam strafexpedities om Ommelander biervaten lek te steken.
Ook dranksmokkelaars merkten het.
Zij werden zwaar gestraft.
Dat overkwam onder andere ene Luitje Berends die 1668 probeerde twee vaatjes brandewijn de stad binnen te smokkelen.
Hij werd gepakt en veroordeeld tot twee jaar tuchthuis.
En om duidelijk te maken wat dranksmokkelaars te wachten stond moest hij met twee lege vaatjes om de nek van de Grote Markt naar het tuchthuis in de Zoutstraat lopen.
De opkomst van koffie, thee, brandewijn en jenever zorgde in de achttiende eeuw voor een teruggang van het bier.
Brouwer Jakobus Buys riep nog dat koffie en thee de magen zo verzwakken dat wij aan velerlei kwalen en gebreken onderhevig worden.
Maar het gemiddelde bierverbruik per Groninger liep terug naar 13 liter in 1919.
Terwijl het toch ooit 250 tot 400 liter per jaar was.
Het aantal bierbrouwerijen liep snel terug en in 1965 ging Keizer Barbarossa als laatste Groninger brouwerij dicht.
Sindsdien werd er wel meerdere keren geprobeerd in Groningen weer bier te brouwen maar de meeste pogingen stranden vrij snel.
Wat zich in Groningen wel staande wist te houden was Hooghoudt.
Dit bedrijf begon trouwens in 1888 als maker van limonadesiroop.
Misschien dat het Groningse gemeentebestuur het drinken kan verminderen door Hooghoudt te bewegen weer op de productie van limonade over te gaan.
Eens kijken of dat een redelijk alternatief is.