De Groningse binnenstad gaat groener worden. Dat liet wethouder Mirjam Wijnja (GroenLinks) van Stadsbeheer vorige week weten. De Groningen City Club werkt aan een plan dat binnenkort gepresenteerd wordt. Raadslid Tim van de Vendel van GroenLinks spreekt van een flinke uitdaging.
“Een boomkroonbedekking van dertig procent in de binnenstad zal niet haalbaar zijn,” vertelt Van de Vendel. “In nieuwe wijken, waar we deze eis wel neer gaan leggen, is het al moeilijk om deze dertig procent te bereiken. In de binnenstad is dat nog lastiger. Maar het ontslaat ons niet van de plicht om iets te doen. Daarom is het supergoed dat er hier nu naar gekeken wordt. Je kunt bijvoorbeeld iets doen met geveltuinen of met groen aan de muren.”
Van de Vendel is blij. De afgelopen periode is er veel gezegd en geschreven over het groenbeleid in de gemeente. “En ik begrijp ook alle sentimenten die er leven. Een mens gedijt goed in een groene omgeving. Juist in een groene omgeving kunnen we ontspannen. Groen en water in je omgeving is gezond voor een mens. Aan de andere kant moeten we ons wel realiseren dat het om een binnenstad gaat. In theorie zouden we de Grote Markt vol kunnen zetten met bomen. Maar dat kan niet. De markt vindt daar plaats, maar ook de kermis en evenementen. Daarom zeggen we: het is heel goed dat er gekeken wordt naar het groenbeleid in de gemeente, maar de natuurgebieden vind je buiten de stad.”
“Eisen aan kwaliteit van groen”
Vorige week werd er door de gemeenteraad uitgebreid gesproken over het groenbeleid. “De belangrijkste conclusie die hierin naar voren kwam, is dat we niet alleen kijken naar de ruimte voor nieuw groen, maar dat we ook eisen gaan stellen aan de kwaliteit van het groen dat geplaatst wordt. De gemeente gaat zich er meer tegenaan bemoeien wat we qua inhoud doen.” Zo zijn er in Groningen nog veel exoten te vinden, die ook recent geplant zijn. Een voorbeeld is te vinden aan de Bloemsingel. “Ben ik daarvan geschrokken?” herhaalt Van de Vendel de vraag. “Ja en nee. Als je naar een tuincentrum of hovenier gaat, dan zul je daar ook maar een paar inheemse planten aantreffen.”
“Om een persoonlijk voorbeeld te geven: onlangs heb ik vol enthousiasme een aantal vlinderstruiken bij mijn woning geplaatst. ‘Let’s go, goed voor de biodiversiteit.’ Maar deze vlinderstruiken blijken helemaal niet inheems te zijn. Wat ik eigenlijk zou moeten doen, is de brandnetels en de distels laten staan, terwijl ik die juist weghaal. En dat voorbeeld is exemplarisch. Een gemiddelde hovenier en een gemiddelde inwoner heeft maar heel weinig kennis op dit gebied. Dat geldt ook voor de gemeente. De gemeente is geen botanisch instituut. Er is best wel veel kennis aanwezig, maar waar het om gaat is dat deze kennis zich beter moet gaan verspreiden. En wat je ziet is dat de tijd verandert. Mensen gaan zich veel meer bemoeien met wat er geplant wordt. Planten of groenbeleid dat tien jaar geleden nog heel normaal was, daar wordt nu kritisch naar gekeken. Er ligt ineens veel meer de nadruk op inheems.”
“Niet alles zal goed gaan, maar het gaat wel steeds beter”
Maar ook het groenbeleid speelt daarbij een rol. “Ik kan me herinneren dat OOG vorig jaar kritisch schreef over het maaien tijdens ‘maai mei niet’, de actie waarbij er in de maand mei niet gemaaid wordt. Dit jaar is dat goed gegaan. De gemeente is een zelflerende organisatie. En dat geldt ook voor wat je plant. Eigenlijk zou je overal distels en brandnetels neer moeten zetten. Maar past dat wel in de omgeving? Bij het groen maakt de gemeente gebruik van drie facetten: draagt het bij aan de biodiversiteit en heeft het natuurwaarde? Heeft het praktische waarde? En je hebt de beheerkant. Bij beheer en praktijk zie je dat het elkaar regelmatig bijt. Om een grasveld in mei als voorbeeld te nemen: daar moet op gespeeld of gevoetbald kunnen worden. De praktische waarde. Maar door gras niet te maaien wordt er bijgedragen aan de biodiversiteit. Hoe ga je daar aan de beheerkant mee om? Wat ik al zei, de gemeente is een zelflerende organisatie. Niet alles zal goed gaan, maar het gaat wel steeds beter.”
Betonbos is een pijnlijke episode
In de afgelopen maanden heeft OOG veel over groen gesproken. Bijvoorbeeld de ontwikkelingen rond het Betonbos zijn breed uitgemeten. Ondanks dat die afloop triest is, zal GroenLinks ongetwijfeld blij zijn dat een kroonjuweel van de partij zo op de agenda staat. “Absoluut. Zeven jaar geleden zijn we als partij begonnen om het nieuwe groenbeleid vorm te geven in de gemeente. Dat begint nu zijn vruchten af te werpen. En ja, dat het zo leeft in de samenleving, ook met betrekking tot welke planten je plant, dat is fijn. We zijn geen roepende meer in de woestijn. Dat zien we ook in de gemeenteraad: eigenlijk geen enkele partij is tegen groen. Het Betonbos is een pijnlijke episode. Dat had je eigenlijk anders gewild. En ondanks dat er bomen gekapt worden, zie je dat de gemeente groener wordt.”
Dat het onderwerp leeft, begrijpt Van de Vendel wel. “We hebben te maken met een klimaat- en biodiversiteitscrisis. Het aantal mensen dat hiermee bezig is, groeit. En we zien het ook bij nieuwbouwplannen. Er is geen enkele projectontwikkelaar te vinden die nieuwe wijken wil opleveren zonder groen. Dat is een groot contrast met dertig jaar geleden. Lang is het een ondergeschoven kindje geweest. Heel lang is het ook praktisch benaderd: een grasveld moet kort en bespeelbaar zijn. Maar de aandacht voor biodiversiteit neemt toe. In Groningen doen we dat met de manier waarop we de bermen onderhouden, de manier van snoeien. Langzaam verandert het. Kan het beter? Absoluut. Als gemeente leer je. En daarbij is alle input en feedback ook belangrijk. Samen zijn we tenslotte de stad.”