De gemeente Groningen heeft in 2024 haar doelstellingen op het gebied van wonen niet gehaald. Toch is woonwethouder Rik van Niejenhuis (PvdA) optimistisch over de prestaties in de komende jaren, zo liet hij de gemeenteraad weten tijdens de bespreking van de jaarrekening 2024.
“Er wordt wel eens gezegd dat als je als wethouder niet gespannen bent, dat het niet goed is,” begon Van Niejenhuis zijn toelichting. “Ik kan vertellen dat ik wel gespannen was om naar deze vergadering te gaan. De feiten zijn namelijk dat we als gemeente in 2024 onvoldoende woningen hebben gebouwd en gerealiseerd, en dat we onvoldoende buurten en wijken hebben aangepakt. En dat in een tijd waarin veel mensen een plek zoeken.” Hij voegde eraan toe: “Aan de andere kant moeten we ook constateren dat we op dit gebied in het afgelopen jaar veel voorbereidend werk hebben verricht, waardoor ik verwacht dat we de komende jaren veel woningen gaan realiseren, met oog voor kwaliteit.”
Rode cijfers
De gemeenteraad bespreekt deze periode de gemeenterekening over 2024 en blikt per thema terug op de gemaakte afspraken en behaalde resultaten. Op het gebied van wonen kleuren de cijfers rood. De ambitie was bijvoorbeeld om 1.400 nieuwbouwwoningen te realiseren, maar dit werden er slechts 629. Het aantal sociale huurwoningen zou met 300 tot 240 moeten toenemen, maar nam juist met 240 af. Ook de zoektijd voor een sociale huurwoning is gestegen naar 3,1 jaar, terwijl de ambitie op 2 jaar lag.
Kritiek uit de raad
De tegenvallende cijfers leiden tot kritiek in de raad. Leendert van der Laan (Partij voor het Noorden) merkte op: “Tot mijn veertigste heb ik gewerkt in de economische wereld, waar targets belangrijk zijn. Als dit mijn lijst met indicatoren zou zijn geweest, dan zou ik mijn targets niet behaald hebben en zou ik als werknemer een probleem hebben gehad.” Op de vraag van Rik Heiner (VVD) welke conclusies Van der Laan hieraan verbindt, antwoordde hij: “Puur kijkend naar de cijfers, kom je tot de conclusie dat het een onvoldoende is, en dat bonussen niet gehaald zijn.”
GroenLinks wil van de Partij voor het Noorden weten wat de gemeente dan anders had moeten doen. Van der Laan: “Als accountmanager zijn er altijd excuses te bedenken waarom een target niet behaald is. Maar wij zitten hier niet in dat werkveld. Want om positief te eindigen: wat er nu niet is, zit wel in de pijplijn. Er wordt gewerkt aan verschillende nieuwbouwprojecten. Volgend jaar gaan we wellicht groene en dubbele cijfers zien. Hoewel we dit vorig jaar ook zeiden.”
René Staijen (Groep Staijen) sloot zich aan bij de kritiek: “De cijfers zijn niet best. De wachtlijsten voor een sociale huurwoning zijn lang en namen toe van 2,9 naar 3,1 jaar. Het aantal sociale huurwoningen is afgenomen. Ook de cijfers voor de totale woningvoorraad, waarbij de ambitie 1.900 gebouwde woningen was en er slechts 900 zijn opgeleverd, blijven achter.” Hij wees ook op mediaberichten dat tweeverdieners stoppen met het zoeken naar koopwoningen omdat ze deze samen niet meer kunnen betalen. “Terwijl het bij middeninkomens juist om beroepen gaat die we zo hard nodig hebben. Middeninkomens komen in de knel: ze verdienen te veel voor een sociale huurwoning en te weinig voor een koopwoning. Daarmee wordt Groningen een stad voor hoge en lage inkomens.”
Staijen pleit, net als de VVD, voor het presenteren van de cijfers over een langere periode, wat meer inzicht zou bieden in de gemeentelijke prestaties. Van Niejenhuis noemde dit een goed idee en wil hiermee aan de slag. “De afgelopen periode hebben we veel stappen gezet. Er zijn omgevingsplannen vastgesteld voor nieuwbouwprojecten als Stadshavens, Suikerzijde, de Nieuwe Held en het Eemskanaal. Dit zal heel veel woningen gaan opleveren. Mijn verwachting is dat we de komende jaren echt op tempo gaan komen.”
Dit geldt ook voor sociale huurwoningen, aldus de wethouder: “Parallel hieraan lopen de wijkvernieuwingen. Er wordt gesloopt, gerenoveerd en nieuw gebouwd. Dat verklaart voor een deel waarom het aantal sociale huurwoningen is afgenomen. Door renovatie of sloop-nieuwbouw zijn deze woningen tijdelijk uit de markt gehaald, maar ze zullen in de toekomst weer worden toegevoegd.”
Studenten- en jongerenwoningen
Verschillende fracties spraken complimenten uit over de toekomstige bouwplannen in stad en dorpen. Er zijn echter ook andere zorgen, bijvoorbeeld over studenten- en jongerenwoningen. Wieke van Heteren (Student & Stad): “De druk op de kamermarkt is groot. De plannen om een jongerencampus op Zernike te realiseren zijn opnieuw uitgesteld, van een start in 2027 of 2028 naar waarschijnlijk 2029. Bij dit plan gaat het niet om extra woningen, maar om een inhaalslag. In de stad zien we ondertussen, op basis van het aantal omzetvergunningen, een krimp van het aantal studentenkamers. Studenten zijn van onschatbare waarde voor de maatschappij en de cultuur in onze gemeente, maar hun toekomst blijft onzeker.”
Student & Stad zou graag zien dat er ook studentenwoningen worden gerealiseerd in de nog te ontwikkelen wijken. Van Niejenhuis reageerde: “Op Zernike wordt nu inderdaad gesproken over 2029, maar we kijken naar versnelling; kunnen we toch eerder beginnen? Bij dit onderwerp is doorstroming ook belangrijk. Wat je wilt is dat studenten na hun studie doorstromen van een studio of studentenkamer naar een reguliere woning. Daarmee creëer je ruimte. Wat heb je daarvoor nodig? Is het misschien slim om meer eenpersoonswoningen te bouwen? Daarnaast wil ik aangeven dat we echt wel wat doen: in de Reitdiepzone wordt bijvoorbeeld veel voor jongeren gebouwd.”
Sociale huurwoningen
Een ander belangrijk onderwerp is sociale huur. Laurent Dwarshuis (ChristenUnie) benadrukte: “Het is belangrijk dat we zelf aan het stuur zitten om te bepalen hoe de woningbouw zich ontwikkelt en hoe wijken eruit moeten komen te zien. Onlangs was ik in Meerstad. Aan het water staan daar mooie huizen. Een blik op een verkoopplatform voor vastgoed leert dat deze woningen voor 1,3 miljoen euro verkocht worden. Voor de meeste mensen is dit onbetaalbaar. Daarom vinden wij het belangrijk dat er ingezet wordt op het bouwen van sociale huurwoningen. Wij zijn groot voorstander van 30 procent sociale huur in elke wijk. Daar hameren wij op.”
Tom Rustebiel van D66 sluit zich hierbij aan: “Wij denken dat je niet te voorzichtig moet zijn met het verdichten van wijken. Als je een wijk verdicht, dan spaar je daarmee groen buiten de stad. Het toevoegen van sociale huur is belangrijk, maar gedeelde wijken gaan ook over het toevoegen van woningen voor studenten, jongeren en ouderen. Daar moet de focus op liggen.” Van der Laan (Partij voor het Noorden) reageerde hierop: “Als je gebouwen op gaat toppen of je gaat inbreiding toevoegen, dan horen we bezorgde inwoners die zich zorgen maken over het verdwijnen van groen en licht. Wat zeg je tegen deze mensen?” Rustebiel: “Het is heel belangrijk om aan participatie te doen. Aan de andere kant: voor elke bezorgde inwoner staan ook tien woningzoekenden. Dat is het dilemma.”
Hans de Waard (SP) beaamde dat er sociale huurwoningen moeten worden toegevoegd. “Door sloop en nieuwbouw verdwijnen er tijdelijk woningen, maar er worden ook sociale huurwoningen verkocht. Is dat een goed signaal? Toch zijn er mooie voorbeelden te benoemen, zoals de Boraxstraat. Daar is in 2024 sloop en nieuwbouw gestart. Veel bewoners zijn inmiddels teruggekeerd omdat ze hebben aangegeven in hun gemeenschap te willen blijven wonen.” Toch kan er volgens De Waard een tandje bij: “Er zijn wijken, met name in het zuiden van de stad, die we diverser kunnen maken. Daar zijn veel koopwoningen. Doordat een wijk minder gemêleerd is, komen inwoners elkaar minder tegen. Men leeft er in bubbels.”
Bart Hekkema (Partij voor de Dieren) noemt het kunnen ontmoeten in wijken belangrijk: “In de noordelijke wijken is de wijkvernieuwing volop gaande. Maar daarbij is het belangrijk om wel aandacht te hebben voor groen, veilige speelplekken en gezond voedsel. Wij zien bijvoorbeeld kansen om te blijven inzetten op de Volkshortus in Selwerd en op het realiseren van volkstuinen.”
Van Niejenhuis noemde het hebben van ongedeelde wijken belangrijk. “Maar het gaat niet alleen om woningen toevoegen. Het gaat ook over de kwaliteit van leven. Daarom is het belangrijk dat er geïnvesteerd wordt in wijken en buurten: dat er ontmoetingsplekken en dorpshuizen zijn. We hebben veel aandacht voor nieuwbouwplannen, maar er gaat ook veel energie naar de wijkvernieuwing. In Paddepoel gaan we bijvoorbeeld vierhonderd woningen toevoegen.” Het CDA oppert om daarbij te kijken naar lokale binding, zodat mensen uit de wijk of de directe omgeving voorrang kunnen krijgen. Van Niejenhuis: “Dat is iets wat aandacht verdient.”
Ruimtegebruik en landelijke context
De Stadspartij 100% voor Groningen stelt de vraag of de huidige weg van bouwen en slopen wel de juiste is. Hans Moerkerk: “Op basis van de cijfers kun je zeggen dat het ‘aardig’ gaat, of misschien zelfs prima, of juist slecht. Het is maar net welke invalshoek je kiest en hoe je de cijfers bekijkt. Ik wil er iets meer afstand van nemen, want de problemen die we bespreken zijn tegelijkertijd een landelijke kwestie. In ons land wonen de inwoners op gemiddeld de meeste vierkante meters. En dat roept een vraag op: kunnen we het ons permitteren dat we op deze manier blijven bouwen? Moeten we misschien soberder en compacter gaan bouwen met minder complexe regels die ons tegenhouden?”
Deze opmerking leidde tot een interessante discussie. Heiner (VVD) vroeg: “Wat kunnen we dan doen? Geen fietsenschuurtjes meer bouwen?” Moerkerk antwoordde: “Ik heb nog geen concrete invulling. Ik pleit ook helemaal niet voor het wegstrepen van ambities, maar om er eens kritisch naar te kijken. Waar kunnen we iets mee doen? En dan denk ik aan volumes, openbare ruimte en wellicht schuurtjes.” De Waard (SP) vond dit “vrij apart”: “Dat mensen geen ruimte meer mogen hebben om te wonen. Ik ken mensen die vastzitten in kleine woningen. Kunnen we kijken naar grote woningen, dat we er eentje opkopen om er meerdere woningen in te realiseren?”
Moerkerk benadrukt: “Ik zeg niet dat woningen kleiner moeten worden. Wat ik zeg is dat je over bepaalde facetten na kunt denken. Kun je misschien kiezen voor een andere plafondhoogte? Of wel of geen tuin? En werken we wel genoeg om te kunnen wonen waar we in willen wonen? Dit is een nationale kwestie, maar ik vind het te makkelijk om te zeggen dat we moeten afvinken om woningen erbij te bouwen. Ik denk dat we moeten kijken naar de diepere problemen. Wat kunnen we doen?”
De wethouder noemde dit een heel terecht punt: “We bouwen zoals we bouwen. Maar ondertussen wonen we, vergeleken met andere Europese landen, wel het grootst. Waarbij we ook zien dat veel mensen alleen wonen. Hoe kun je voor deze doelgroep bouwen?” Verschillende partijen benoemen ook de dorpen. Er wordt opgemerkt dat het goed is dat hier nieuwbouw van de grond komt. Van Niejenhuis: “Wat we zien is dat er in de dorpen minder interesse is in huur maar meer in koop. Als gemeente vinden we het belangrijk dat we hier inzetten op betaalbaarheid.”