Rechtbank wil opheldering van Raad van State: ‘Wie heeft recht op vergoeding bevingsschade als woning nog niet af is?

nieuws

Voor het eerst in de inmiddels ellenlange reeks aan rechtszaken die de afgelopen decennia zijn gevoerd rond schade door gaswinning in Groningen, komt de rechtbank aan het Guyotplein er niet alleen uit. Een zaak waarbij een beschadigde woning al wel was gekocht, maar nog niet afgebouwd, is daar de aanleiding voor.

Het is voor het eerst dat de rechtbank gebruik maakt van het recht op het stellen van zogenaamde ‘prejudiciële vragen’ aan de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Dat recht is verankerd in de Tijdelijke wet Groningen (TwG), die regelt wie verantwoordelijk is voor aardbevingsschade en wie ervoor moet opdraaien.

De rechtbank maakt gebruik van het recht in een aparte zaak, waarbij de verkoper van een woning bezwaar maakt tegen een beslissing van het Instituut Mijnbouwschade Groningen. De verkoper van deze woning vroeg een vergoeding aan voor aardbevingsschade, terwijl de woning nog niet klaar was. De woning was inmiddels wel al verkocht aan de toekomstige bewoners.

In eerste instantie kreeg de verkoper de schadevergoeding toegewezen door het IMG, nadat de woning was opgeleverd. Daarna werd het besluit ingetrokken door het IMG, omdat de kopers van de woning vinden dat zij deze schadevergoeding hadden moeten krijgen.

De rechtbank wil nu weten hoe de regels in de Tijdelijke wet Groningen moeten worden uitgelegd, om zo te bepalen of het IMG juist heeft beslist. Pas als de Raad van State de wet heeft uitgelegd, kan de rechtbank een beslissing nemen.