Minister blijft bij standpunt, ondanks kritiek: ‘Experiment met promotiestudenten RUG gaat door’

nieuws
Foto: Joachim Kohler via WikiMedia

Minister Ingrid van Engelshoven is, ondanks de kritiek van het Promovendi Netwerk Nederland op het promotieonderwijs aan de Rijksuniversiteit Groningen, niet van plan om een einde te maken aan de proef met studentpromovendi. Dat liet de minister donderdagmiddag weten, als antwoord op vragen vanuit de Tweede Kamer.

Volgens de promovendi aan de RUG heeft het experiment veel nadelen voor hen. Het inkomen van de studenten is lager dan dat van normale promovendi. Daarnaast hebben ze minder arbeidsrechtelijke bescherming. Daarom willen zij, naast stopzetting van het experiment, ook een werknemersstatus en compensatie voor de tijd die zij als student-promovendi werkzaam zijn geweest.

Uit onderzoek van het PNN heeft 47 procent van de promovendi een vergroot risico op mentale klachten. Bij internationale promovendi gaat het zelfs om 55 procent. Van alle promovendi vindt 60 procent de werkdruk te hoog. Bijna 39 procent van de promovendi vertoont ernstige symptomen van burn-out.

Geen aanleiding voor stopzetten experiment

Het experiment promotieonderwijs duurt formeel tot en met 31 augustus 2024 en wordt dit jaar geëvalueerd. “Uit de tussenevaluatie van het experiment en de review daarvan blijkt dat het experiment vooralsnog geen van deze ernstige nadelige effecten heeft”, zo stelt de minister: “Er is daarom geen aanleiding om het experiment geheel of gedeeltelijk stop te zetten, ondanks de kritiek van PNN. Ik neem de zorgen van PNN inzake het experiment wel serieus en blijf daarom ook met hen in gesprek.”

Volgens de minister gaat de Rijksuniversiteit verbeteringen aanbrengen in het traject, waarbij sinds 2016 een beperkt aantal kandidaten kan promoveren met een beurs uit het universitaire profileringsfonds. “De universiteit heeft mij laten weten zich in te zetten voor betere informatievoorziening. Hierbij gaat het onder andere om betere informatievoorziening richting promotiestudenten en hun begeleiders over de positie van de promotiestudent en verbetering in de communicatie tussen promotiestudenten en de instelling. Daarnaast gaat het ook om het strikter toezien op de naleving van de voorwaarden van het experiment, waaronder de voorwaarde dat het geven van onderwijs door een promotiestudent niet verplicht kan worden gesteld.”