Praediniussingel – Diakonessenhuis en Huize Tavenier – Beno’s Stad 6 (29-10-1998)

Nieuwbouw aan de Praediniussingel ligt aan de basis van een aflevering Beno’s Stad van eind oktober 1998 over deze singel aan de zuidkant van de stad Groningen. Beno Hofman vertelt de geschiedenis van het daar gevestigde Diakonessenhuis en de kraamkliniek, Huize Tavenier.

► Beschrijving
Letterlijk en figuurlijk een toplocatie.
Zo kan deze plek aan de Praediniussingel wel worden genoemd.
Honderd jaar geleden was deze kant van de stad erg in trek bij rijke stadjers en dat is hij nog steeds.

Tot het eind van de vorige eeuw hield de stad hier op.
Daar langs het water aan de andere kant waar nu de Praediniussingel is, daar was de vestingwal en direct achter die vestingwal waar nu de Coehoornsingel is daar waren de woningen van de armste stadjers, krot- en slopwoningen.

[Groningse tekst..suggesties welkom]

Zo werd deze buurt in het midden van de vorige eeuw omschreven.
Na 1874 werd de vesting rond de stad afgebroken.
Op de plaats van de zuidelijke vestinggracht werd het Verbindingskanaal gegraven tussen de Westerhaven en het nieuwe Eemskanaal.
Met de vestinggrond had het stadsbestuur ook plannen.
De Haagse ingenieur Bert Brouwer bedacht voor de zuidkant van de stad brede singels en pleinen met daaraan villa’s.
Dit zag het stadsbestuur wel zitten want die wilde er zelf ook wel wonen.

Het stadsbestuur en de stedenbouwkundige uit Den Haag Bert Brouwer wilden eigenlijk aan beide kanten van de Praediniussingel vrijstaande huizen.
Maar de minister van wie de grond toen was vond dat niet zo’n goed idee.
Hij was bang dat hij op zo’n manier voor alle rijke stadjers te weinig ruimte had en daarom bepaalde hij dat aan één kant van de Praediniussingel aanengesloten bebouwing zou komen.
Die aaneengesloten bebouwing was natuurlijk voor de bewoners zelf wel wat vervelend maar doordat hij ook bepaalde dat er aan de overkant bij de vrijstaande huizen voorgevels van maximaal 16 meter kwamen, was het voor de mensen van de aaneengesloten bebouwing toch nog wel een redelijk uitzicht.
Ze konden tussen de huizen doorkijken.

Tja, maar op deze plek was het allemaal een beetje minder.
Hier werd in 1890 het Diakonessenhuis gebouwd.
En omdat voor een ziekenhuis een voorgevel van 16 meter wel een beetje weinig was, vond de minister het voor dit speciale geval wel goed dat de gevel maar liefst 45 meter werd.
Daar moesten de overburen het dus maar mee doen.

Als asiel voor zieken en zwakken.
Zo begon het Diakonessenhuis 1887 in de Haddingestraat.
Zes jaar later werd hier aan de Praediniussingel het nieuwe gebouw geopend.
Maar al gauw werd het Diakonessenhuis te klein en daarom werden er uitbreidingen gepleegd.
In 1909 werd aan de oostkant een gevel bijgebouwd waardoor de voorkant nog breder werd.
En daarmee hield het niet op.
Want in de jaren erna werden er huizen ernaast bijgekocht en bij het ziekenhuis gevoegd.
En in de achtertuin werden barakken gebouwd.

Het Diakonessenhuis werd opgericht om christelijke vrouwen de kans te geven hun leven in dienst te stellen van de zieke medemens.
Met christelijke bedoelde het bestuur trouwens alleen Nederlands-hervomd.
Vrouwen die in hun geloof te vrij of juist te streng waren, mochten geen zuster worden.
Voor de patiënten was het bestuur van het ziekenhuis iets minder streng.
Het christendom werd de zieken niet door de strot gedouwd.
Als zij dat niet wilden werd er niet hen gebeden, werd er niet voor hen uit de bijbel gelezen en werd er zelfs helemaal niet over godsdienst gepraat.
Dat wilde trouwens niet zeggen dat alles maar werd geaccepteerd door het bestuur.
Artikelen met opruiende teksten en onzedelijke plaatjes kwamen het ziekenhuis echt niet in.
De zusters van het Diakonessenhuis die woonden hierachter in het zusterhuis.

Je had vroeger drie soorten zusters, voorproefzusters, proefzusters en diakonessen.
En het bestuur van het Diakonessenhuis verwachtte van alle drie soorten zusters een onberispelijk gedrag maar er was wel een verschil.
De voorproefzusters en de proefzusters mochten bijvoorbeeld op hun kamer wel eens een man ontvangen.
Al moesten ze daar wel toestemming om vragen van de besturende zuster.
Voor de echte zusters, de diakonessen, was zelfs dat uitgesloten, herenbezoek mocht echt niet.

Een echte diakones moest altijd te herkennen zijn.
Dit betekende dat de diakonessen altijd zwarte werkkleding moesten dragen, zelfs in hun vakanties.
Maar niet alle zusters hadden daar zin in.
Toen in 1917 een nieuwe directrice hoorde dat ze in haar vrije tijd niet haar eigen kleren mocht dragen bedankte ze alsnog voor de nieuwe baan.
Diakones worden betekende eigenlijk zoiets als trouwen met het ziekenhuis.
De meeste zusters zagen zoveel zelfopoffering niet zitten.
Dat was de reden dat er altijd veel meer gewone zusters dan diakonessen in het ziekenhuis werkten.
De meeste zusters wilden toch wel een keer trouwen.
Na 1963 wilde zelfs helemaal niemand meer diakones worden en vanaf die tijd kennen we dus nog alleen maar gewone zusters in het Diakonessenhuis.

Dit was tussen 1949 en 1981 de kraamkliniek van het Diakonessenhuis, Huize Tavenier.
Hier werden in totaal zo’n 27.000 baby’s geboren.
Dat is gemiddeld ongeveer zo’n 800 per jaar.
Huize Tavenier is genoemd naar Hendriena Geertruida Tavenier.
Zij was jarenlang de directrice van het Diakonessenhuis.

In 1965 kreeg het Diakonessenhuis een nieuw onderkomen aan de Van Ketwich Verschuurlaan.
De gebouwen aan de Praediniussingel en Huize Tavenier werden verkocht.
En omdat deze plek net als honderd jaar geleden nog steeds erg in trek is bij rijke stadjers, werd het gebouw van het oude ziekenhuis gesloopt en werden deze woontorens er voor in de plaats gebouwd. Maar wie kan dat betalen?