Het Martini Ziekenhuis in Groningen gaat een groot landelijk onderzoek leiden naar de behandeling van paroxysmaal boezemfibrilleren, de meest voorkomende hartritmestoornis in Nederland. Voor het onderzoek is een subsidie van ruim één miljoen euro toegekend.
Aan het onderzoek doen ziekenhuizen uit het hele land mee, waaronder het UMCG, Rijnstate (Arnhem), MUMC (Maastricht) en Amsterdam UMC.
Bij boezemfibrilleren klopt het hart onregelmatig en vaak te snel. In een vroeg stadium gaat het vaak om paroxysmaal boezemfibrilleren, waarbij de stoornis in aanvallen voorkomt en daarna weer verdwijnt. Ruim 400.000 mensen hebben de diagnose en naar schatting nog eens 80.000 zonder dat zij het weten. Vooral oudere mensen hebben ermee te maken.
Patiënten met deze aandoening krijgen meestal een bètablokker, zoals metoprolol. Dit middel kan echter vervelende bijwerkingen hebben, zoals vermoeidheid en minder energie. Een alternatief is het middel Verapamil, wat mogelijk vriendelijker is voor de patiënt. Dit wordt in de praktijk nog weinig gebruikt. In het onderzoek worden de twee middelen met elkaar vergeleken.
Ruim 400 patiënten doen mee aan de studie. Een deel van hen krijgt een smartwatch om thuis hun hartritme en klachten te meten. Ze krijgen daarbij begeleiding van een gespecialiseerd centrum. Omdat de hartritmestoornis vaak spontaan optreedt, kan de smartwatch belangrijke informatie geven die in het ziekenhuis soms niet zichtbaar is. De onderzoekers hopen dat Verapamil en het gebruik van smartwatches leiden tot een rustiger hartritme en minder ziekenhuisopnames. Dit zou niet alleen de zorgkosten verlagen, maar ook de kwaliteit van leven van patiënten verbeteren.