Archeologisch onderzoek RUG werpt nieuw licht op Duits kweldergebied: “Men leefde in harmonie met de zee”

nieuws
De opgravingslocatie bij het Duitse Iggewarden. Foto: ingezonden

Studenten van de Rijksuniversiteit Groningen zijn deze periode actief met archeologisch onderzoek in het Duitse Iggewarden, nabij Bremerhaven. Doel van het onderzoek is om meer inzicht te krijgen in de relatie tussen mensen en hun omgeving.

“Het is best wel een pittige klus,” vertelt archeologiestudent Hans de Waard. “De afgelopen dagen hebben we te maken gehad met veel regen, wat de omstandigheden niet makkelijk maakte. Tegelijkertijd is het ook wel weer heel tof: we verblijven in vakantiehuisjes op een vakantiepark in de buurt. Daar slapen we, doen we boodschappen en koken we zelf. Bij dit project zijn ook Duitse studenten betrokken en die samenwerking is heel gezellig. Het is dus echt een heel bijzonder project.”

Groningse en Duitse studenten
Iggewarden is een gehucht tussen de dorpjes Süllwarden en Burhave, vlak bij de Waddenzee. Het is een plek met veel akkerbouw, waar de wieken van windmolens stroom opwekken en waar diverse bewoners een centje proberen te verdienen met B&B’s en Ferienhäuser. In het landschap aan de straat Iggewarden zijn twee terpen te vinden die vlak bij elkaar liggen. “Voor dit project werkt de RUG samen met het Niedersächsisches Institut für historische Küstenforschung,” vertelt universitair docent Johan Nicolay. “Bij de RUG ben ik al zo’n twintig jaar actief, en sinds vorig jaar ben ik ook één dag in de week in Duitsland gaan werken. Dat heeft letterlijk deuren geopend. Daardoor is dit project van de grond gekomen, waarbij behalve studenten uit Groningen ook studenten van de universiteit van Rostock betrokken zijn. Dat maakt dit project heel bijzonder.”

Maar waarom richt het onderzoek zich juist op deze plek? Nicolay: “Er liggen hier twee terpen naast elkaar. Een terp is een door mensen opgeworpen heuvel in een gebied dat af en toe overstroomde en diende als bescherming tegen hoog water. Eerder archeologisch onderzoek richtte zich altijd op de terp zelf: ‘Wat treffen we daar aan?’ Bij dit onderzoek kijken we juist wat er gebeurde in het gebied tussen de twee terpen. Je hebt een nederzetting, maar daar hoort een landschap omheen. Wat er in dat gebied gebeurde, daar hebben we geen goed beeld van. Dat proberen we met dit onderzoek duidelijk te krijgen.”

“Je weet niet wat je tegenkomt”
De Waard: “In dit gebied wordt al heel lang gewoond en geleefd. Je hebt het over de periode tussen het begin van de jaartelling en ongeveer de vierde eeuw. Daarna vond de volksverhuizingstijd plaats, waarbij dit gebied verlaten is. Later zijn mensen weer teruggekeerd. Bij ons onderzoek hebben we tussen de twee terpen als het ware een lange ‘loopgraaf’ gemaakt van negentig meter lang en twee meter breed. Dit graven we laagje voor laagje af, waarbij er iedere keer twintig centimeter wordt verwijderd. Dit doen we met behulp van een graafmachine. Eén van mijn taken is om bij deze graafwerkzaamheden heel goed te bekijken wat er gebeurt en wat er tevoorschijn komt. Alles wat we tegenkomen, registreren we en daar maken we foto’s van. En dat is spannend. Je weet niet wat je tegenkomt. Wat je ziet, heeft zeker 2.000 jaar geen daglicht gezien.”

Grote vondsten heeft De Waard nog niet gedaan: “Een docent zei dat hij het liefst de restanten van een schip tegen zou komen. Ondanks dat we heel dicht bij de Waddenzee zitten, is die kans klein. Toch hebben we al een mooi beeld gekregen van hoe de situatie er vroeger heeft uitgezien. We hebben een slotennetwerk blootgelegd dat indertijd gebruikt werd voor de afwatering. We hebben vrij veel stukjes keramiek aangetroffen, botresten, maar ook terra nigra. Dat is Romeins aardewerk, dat vooral bekend is om de grijs tot zwarte kleur met glanzende afwerking, en dat voornamelijk in Noord-Gallië, het huidige België, werd geproduceerd. Overigens hebben de Romeinen hier nooit echt overheerst. Ze zijn hier kort geweest. Dat we dit aantreffen, duidt er waarschijnlijk op dat er handel met ze werd gedreven, of dat er in ieder geval contact was.”

“Hoe werd er vroeger geleefd?”
Een andere opmerkelijke vondst is het aantreffen van een meer dan twintig meter brede ‘verlande priel’ die tussen de terpen liep. Een priel is een smalle waterloop in het wad die bij vloed volstroomt en bij eb droog kan komen te liggen. Wanneer een priel niet langer een open verbinding met de zee heeft en bijvoorbeeld dichtgroeit met riet of andere begroeiing, of wanneer het gebied is ingedijkt, spreekt men van een ‘verlande priel’. Nicolay: “In het gebied buiten de terpen treffen we drinkplaatsen voor het vee aan, maar we zien ook hoe het land indertijd gebruikt werd. Maar hoe groot is het cultuurlandschap? Het liefst zou ik de gleuf die we nu gegraven hebben de kwelder in willen trekken om te zien tot waar we sporen aantreffen. Met deze resultaten willen we meer grip krijgen op het landschap, om begrip te krijgen van de natuur en cultuur in het vroege kweldergebied. Hoe werd er geleefd? Hoe pakten mensen dat aan?”

Het aantreffen van botten kan bijvoorbeeld vertellen welke dieren men hield. “Onze indruk is dat men in die tijd gemengde bedrijven had, waarbij er zowel geleefd werd van akkerbouw als veeteelt. Men was ook heel bewust van de seizoenen. In de wintermaanden had men te maken met overstromingen, waardoor er in die periode buiten de terp niets gebeurde. Dat is interessant: de relatie van de mens met de omgeving. In die tijd waren er geen dijken die de mensen beschermden. Men leefde in harmonie met het water. Van het water wist men dat het kwam. Daar gedroeg men zich naar en paste men zich op aan.”

De opgravingen en de resultaten worden minutieus vastgelegd: “Er worden digitale tekeningen van gemaakt en ook wordt geprobeerd om het aardewerk te dateren. Uit welke tijd komt het? De resultaten worden gepubliceerd in een wetenschappelijk tijdschrift.”

“Tussen de studenten ontstaat er een hechte band”
Het project vindt plaats in de zomervakantie. Voor de studenten betekent het dat ze een deel van hun vakantie opofferen. De Waard: “Ik ben hier vier weken. Ik vertelde al dat we in vakantiehuisjes verblijven, waarbij er in elk huisje vijf personen wonen. We vertrekken ’s ochtends om 07.00 uur naar de opgravingslocatie. Rond 07.30 uur zijn we daar. De dag begint met het verwijderen van landbouwplastic dat we over de locatie heen leggen om het te beschermen tegen regenwater. Daarmee houden we veel water tegen, maar niet alles. Afgelopen dagen moest er dus ook met emmers regenwater worden weggeschept. We gaan door tot ongeveer 15.30 uur. In de middag en avond hebben we tijd voor onszelf.”

Nicolay: “Eigenlijk is dit noodgedwongen. Een jaar op de universiteit zit helemaal vol. Er is geen ruimte om studenten vier weken naar een opgravingslocatie te sturen: ze zouden dan te veel andere colleges en verplichtingen missen. Dit plannen we dus buiten de reguliere semesters. In het eerste jaar doen studenten veldwerk bij klooster Yesse, in het tweede jaar mogen ze zelf een locatie kiezen, waarbij er altijd wel locaties in Duitsland te bezoeken zijn. Dat zoiets gebeurt, kun je rustig een traditie noemen op onze opleiding. En ja, het is zwaar, maar het is ook heel gezellig. De samenwerking met de Duitse studenten is prettig. Als je samenwerkt, ontstaat er een hechte band. Als het dan ten einde is, wordt er vaak menig traantje gelaten. Wat je meemaakt, is dus ook heel bijzonder.”