Erfgoedvereniging Bond Heemschut en Het Cuypersgenootschap hebben een verzoek ingediend bij de gemeente om de zogeheten kabouterwoningen in de wijk De Hoogte aan te wijzen als beschermd gemeentelijk stadsgezicht. Het gaat om achttien woningen aan de Van Oldenbarneveltlaan en de Borgwal.
Woningcorporatie De Huismeesters, de eigenaar, heeft echter aangegeven dat sloop en nieuwbouw hun voorkeur heeft boven verduurzaming van de huidige panden. De erfgoedorganisaties zijn daarop in actie gekomen. De verenigingen stellen dat de architectuur van de woningen, gebouwd in 1957, niet per se van hoogstaande aard is. “De kabouterwoningen kunnen namelijk niet tippen aan de arbeiderspaleizen van de Amsterdamse School,” schrijven ze. Toch zijn de woningen van grote waarde als ‘lokaal DNA’: ze zijn ontworpen door het fameuze Groninger architectenbureau Oom & Kuiper, dat met de blokjes kabouterwoningen een kleinschalig en nog altijd geliefd buurtje in tuinwijk De Hoogte creëerde.
Duurzame bouw en historische waarde
Voor de erfgoedvereniging en Het Cuypersgenootschap is de lokale betekenis al voldoende om voor behoud te pleiten. Ze benadrukken dat de aannemer indertijd ‘goed werk’ heeft geleverd. “De tand des tijds heeft nauwelijks vat gekregen op de woningen. Na bijna zeventig jaar vertonen de kabouterwoningen geen enkel constructief gebrek.” Bovendien hebben de woningen vanuit de criteria ‘Cultuurhistorie’ en ‘Gaafheid’ een positieve waardering gekregen. “Wij onderschrijven die positieve waardering geheel,” aldus de organisaties. “Het buurtje is een prachtig, paradijselijk Gronings voorbeeld van de invloed van de drijvende kracht achter de tuinstadbeweging, grondlegger Ebenezer Howard (1850-1928).”
De erfgoedverenigingen vinden daarnaast dat de kabouterwoningen, samen met de portiekwoningen en het nabijgelegen schoolgebouw, de voormalige Wilhelmschool uit 1954, een fraai ensemble vormen dat een typerend beeld geeft van de jaren vijftig en de wederopbouw.
Een verhaal van zorg en herstel
Ook de unieke geschiedenis van de woningen speelt een grote rol in het pleidooi voor behoud. De huizen zijn in de jaren vijftig gebouwd als zogeheten TBC-woningen. Hoewel tuberculose in die tijd op zijn retour was, kregen nog altijd veel mensen met de ziekte te maken. Medici hadden ontdekt dat een rustige, groene omgeving en veel zonlicht essentieel waren voor het genezingsproces. Dit verklaart de opvallende, zonnige ligging van de woningen, omgeven door groen. In de jaren vijftig zijn de woningen daadwerkelijk in gebruik geweest als TBC-woningen, waarbij ze ook ruimte boden aan verpleegsters voor de behandeling en monitoring van patiënten.
Sloop is voor de erfgoedverenigingen dan ook geen optie. “Met de sloop van de woningen verdwijnt dan ook meer dan een stapel stenen: deze en dergelijke geschiedenissen en verhalen worden met het verdwijnen van de huisjes weggepoetst,” waarschuwen zij. Eerdere, vergelijkbare TBC-huisjes in Groningen, zoals aan de Eikenlaan en in de Oosterparkwijk, zijn reeds gesloopt. “Het getuigt dan ook van cultureel verantwoordelijkheidsbesef om de laatste achttien woningen en daarmee hun verhalen te behouden.”
Pleidooi voor duurzame renovatie
De erfgoedvereniging en Het Cuypersgenootschap stellen dat renovatie van de woningen uitstekend mogelijk is. Ze pleiten voor een benadering waarbij duurzaamheid niet alleen technisch, maar ook sociaal wordt ingevuld, met behoud van de bestaande waarden en de hechte gemeenschap. “Het meest duurzame huis is het huis dat er al staat,” benadrukken zij.
De indieners van het verzoek hopen dat de ‘kabouterhuisjes’ een pilotproject kunnen worden voor duurzame renovatie, waarbij sociale en technische duurzaamheid hand in hand gaan. Ze hebben het college en de gemeenteraad verzocht om de inhoud van hun brief toe te lichten en eventueel betrokken te worden bij een gesprek met De Huismeesters over de toekomst van deze bijzondere woningen.
Verslaggever Lars Faber maakte een reportage over het onderwerp: