Geen individuele maatregelen tegen defensiemedewerkers na mortierongeval in Mali

Het ministerie van Defensie neemt geen maatregelen tegen medewerkers die betrokken waren bij het mortierongeval in Mali in 2016. Bij het ongeval in juli 2016 kwamen de 24-jarige Stadjer Kevin Roggeveld en de 26-jarige Henry Hoving uit Winschoten om het leven. Een andere militair uit Groningen raakte zwaar gewond. 

Volgens demissionair staatssecretaris Van der Maat is het niet passend om mensen persoonlijk te straffen. In een Kamerbrief legt Van der Maat uit dat veel fouten rond het ongeval zijn ontstaan door problemen in de organisatie. De regels voor veiligheid, munitiebeheer en toezicht waren jarenlang niet op orde. Ook waren er te weinig mensen beschikbaar en werden taken slecht verdeeld. Volgens de staatssecretaris komt een groot deel van de risico’s daardoor niet voort uit individueel handelen, maar uit de manier waarop Defensie toen werkte.

Een onafhankelijke commissie onderzocht het ongeluk en concludeerde dat er meerdere momenten waren waarop het mis kon gaan. De commissie keek ook naar het gedrag van betrokken medewerkers. In enkele gevallen noemde zij dat nalatig, maar vaak speelde de werkomgeving een grote rol.

In sommige gevallen werken de medewerkers inmiddels niet meer bij Defensie. Van der Maat schrijft dat betrokken personeelsleden van Defensie die fouten hebben gemaakt, wél worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Maar disciplinaire maatregelen, zoals schorsing of ontslag, vindt hij niet terecht. Volgens hem sluit de beoordeling van de commissie niet goed aan op het ambtenarenrecht dat nodig is om zulke stappen te kunnen zetten.

In de Kamerbrief benadrukt de staatssecretaris dat Defensie sinds het ongeval veel verbeteringen heeft doorgevoerd. Er zijn strengere regels gekomen voor de omgang met munitie, er is meer toezicht en er wordt gewerkt aan een betere veiligheidscultuur. Ook wil Defensie dat risico’s eerder worden gezien en op het juiste niveau worden besproken.

Tot slot erkent Van der Maat dat de nabestaanden en de gewond geraakte militair nog altijd met het verlies en de gevolgen leven. Defensie had hen beter moeten informeren en ondersteunen, besluit de staatssecretaris.